Herfstvakantie

´Gelukkig heb ik binnenkort herfstvakantie´

´Die eerste schoolperiode levert best veel nakijkwerk op, maar gelukkig heb ik binnenkort herfstvakantie, dan kan ik al mijn schoolwerk inhalen.´

´Het huis heeft best veel achterstallig huishoudelijk werk, dat is een mooie klus voor in de herfstvakantie.´

´Oh ja, ik kan gelukkig binnenkort alle kleren van de kinderen uitzoeken, de tweeling kan je namelijk zien groeien en ze knappen zowat uit hun kleren.´

´Als ik dan die kleertjes heb uitgezocht, dan heb ik ook lekker de tijd om een nieuwe garderobe voor de kinderen, en voor mezelf, bij elkaar te winkelen.´

´Onze tuin en beestenhokken moeten nu echt wel winterklaar gemaakt worden.´

De herfstvakantie is begonnen en ik probeer in elk vrij moment mijn stapel nakijkwerk weg te werken. Daar heb ik minstens een slapende tweeling en een rustige kleuter voor nodig. Dat geldt niet alleen voor nakijken maar eigenlijk voor alles op mijn ellelange to-dolijst. Dat slapen gebeurt ongeveer tussen twee en vier uur ’s middags en tussen zeven uur ’s avonds en zeven uur ’s morgens, als we heel veel geluk hebben. Die uren heb ik ook nodig om de dagelijkse chaos weg te werken die we in de wakkere uren veroorzaken.

Kleuter is deze week naar school want onze vakanties zijn gespreid. De tweeling is lekker thuis, behalve op dinsdag en donderdag, want ik laat mooi de opvangdagen doorgaan.

Tussen het zorgen, spelen, wassen, drogen en strijken door, is het mij gelukt om de kinderkledingkasten uit te mesten. De tweeling hielp goed mee: ze trokken alles al voor mij uit de kast. Nu dit punt op mijn to-dolijst is getackeld, vind ik het ook tijd voor winkelen. Aangezien ik mijn slag wil slaan in zo’n heel grote voordelige winkel en deze winkel niet om de hoek is, besluiten manlief en ik er ‘een dagje’ van te maken. Een ‘dinsdagje’: winkelen, uitgebreid lunchen en even voelen wat je voor het kindertijdperk voelde. De buit heb ik daarna meteen ontlabeld, gewassen, gevouwen en in de kast gelegd. Deze vrije dag is goed én leuk besteed!

De vakantieweek leek mij ook een uitgelezen moment om mijn sociale contacten te onderhouden. Ook waren we uitgenodigd voor een huwelijksfeest. Al mijn avonden waren dus efficiënt gevuld. Ook de sociale contacten van de peuter werden deze week onderhouden, want mama heeft immers herfstvakantie. Elke vrije middag komt er dus gezellig iemand spelen bij ons thuis.

Op mijn vrije donderdag worstel ik mij door de resterende stapel nakijkwerk.

En de rest van de week gaat het leven gewoon z’n gangetje. Aan het einde van mijn herfstvakantie is er weinig minder troep in huis, ziet de tuin er nog hetzelfde uit, de beesten zitten nog met hun pootjes in de modder, de zolder is nog voller (ik heb er de te kleine kleertjes aan toegevoegd), de vakjes in mijn bureau zitten nog steeds overvol en mijn gedownloade boeken staan nog steeds niet op mijn e-reader.

Gelukkig is het eigenlijk ook weer zo kerstvakantie.

Grenzen verkennen

Het nieuwe schooljaar is begonnen en vierentwintig paar ogen kijken mij verwachtingsvol aan. Wat gaat ze zeggen? Wat gaat ze doen? En waar ligt haar grens en hoe kunnen we die bereiken.

Tijdens de eerste les zijn de verse brugklassers opgetogen, gespannen en zijn ze er net achter gekomen dat ze nu weer de allerkleinsten zijn (dat heeft overigens meer met leeftijd te maken want ik steek echt niet meer boven de gemiddelde brugklasser uit met mijn lengte). Tijdens de eerste les luisteren ze met open mond naar mij. Ze leggen hun boeken voor Nederlands op tafel met een eerbied alsof het de Bijbel is (wat ook wel een beetje terecht is, vind ik, natuurlijk) en kijken verlangend naar het onbeschreven schriftje.

Dit was meteen het laatste positieve gevoel jegens dit schrift. Want er moet namelijk huiswerk in gemaakt worden, er moeten aantekeningen in geschreven worden en misschien nog wel het ergste: het moet tijdens het leren voor een toets weer allemaal herlezen worden (en er ligt altijd een veel aantrekkelijkere iPad naast).

Mijn stem is na twee lessen ook niet meer heel erg boeiend en ik begin na een week of drie voorspelbaar te worden. Ze schrikken in week vijf nog een keer van een onverwachte boosheid mijnerzijds en daarna sudderen we de rest van het schooljaar door.
Ik ken inmiddels het proces. Tegen de kerstvakantie denk ik: “Waarom doe ik dit?’ en tegen de zomervakantie denk ik: “Neeeeee, jullie mogen niet nu al naar een andere docent!’

Voor mijn kleuter is ook het nieuwe schooljaar begonnen. Zijn allereerste schooljaar. Ook hij lijkt opeens weer heel klein, ook hij kijkt verwachtingsvol naar de juf en alle nieuwe spullen om hem heen. Ook hij ontdekt de grenzen, van de juf, van zijn klasgenoten, van zijn kunnen en van zijn gevoel.

Het eerste kernconcept wat er op zijn school wordt behandeld, is: communicatie. En dan vooral de communicatie over gevoel. Dat je complimenten mag geven en dat je mag aangeven dat jouw gevoelsgrens is bereikt. Ook het samen bespreken van ideeën en gebeurtenissen wordt geleerd. Communiceren met het thuisfront lijkt nog iets te veel gevraagd. Van wat mijn kleuter overdag beleeft, weet ik een paar flarden dankzij social media en dankzij ouders van kinderen die wel welwillend ten opzichte van communicatie over de schooldag staan. Heel soms, als we geluk hebben, brengt de kleuter voorzichtig het pasgeleerde thuis in praktijk:

‘Houd je bek!’

Het was hem snel duidelijk dat dit aan alle kanten de grens overschreed. Toen moest ook nog even geverifieerd worden of het K** ook echt niet gebruikt mocht worden: ‘Papa? Je mag geen K** zeggen, he? Want K** is echt heel erg, he? En jij mag ook geen K** zeggen, he?”

De grenzen worden trouwens ook positief verlegd. Kleuter kan nu opeens wel zelf zijn schoenen en jas aan doen, hij telt en rekent zich rijk, hij benoemt gevoelens en heeft spijt als hij andermans gevoelsgrens heeft overschreden

Voor elke grens die je verlegt, is een beetje ‘oorlog’ nodig. Immers waar onze ieniemienies hun grenzen naar buiten verleggen, leveren wij een beetje grensgebied in. Dus wij kijken ook verwachtingsvol naar onze kinderen: wat leren ze? Wat brengen ze mee? Wat gaan ze doen? En waar ligt onze grens en hoe kunnen we die bewaken? Dat laatste is wat je noemt ‘een uitdaging’. Ik dacht na een half leven dat ik mijn grenzen wel kende, maar door mijn mini-versies weet ik inmiddels dat de grenzen van mijn ideaalplaatje kilometers binnen de daadwerkelijke grenzen liggen.

En die grens die ik altijd zo goed zou bewaken? Mijn ijzeren gordijn, mijn uitdrukkingsloze wachters en mijn consequente controle,…..
Een dun elastiekje hangt er,… mijn ieniemienies springen er touwtje mee,…. En die wachters? Die kijken lachend toe.

Opa

Vandaag is het de negende sterfdag van mijn vader. Als het een kat zou zijn, zou hij nu echt zijn laatste dood gestorven zijn.

Toen mijn vader zijn doodvonnis te horen kreeg, was het eerste wat hij zei:’Dan kan ik <vloek> mijn kleinkinderen niet zien!’
De dokter keek eens met een schuin oog naar mijn buik en toen hij klaarblijkelijk constateerde dat er nog niks in de maak was, zei hij: ‘Meneer, ik kan u doorverwijzen naar de speciale kliniek waar u in aanmerking kan komen voor een experimentele behandeling, dan heeft u waarschijnlijk nog wel een jaar.’

Later heb ik daar met mijn vader nog wel over nagepraat. De dokter voerde de druk lekker op. Binnen drie maanden zwanger en dan mijn vader inruilen voor een kind, zoiets?
Mijn vader trad de dood gelaten tegemoet. Hij wist dat hij met verzet net zolang te leven had als met kalmte. Ik heb me bij hem geïnstalleerd en samen wachtten we op wat komen zou. Een beetje angstig, een beetje onwennig, ook eigenlijk wel een beetje nieuwsgierig en vooral ons heel bewust van de laatste keren.
De romanticus in mij dacht dat je in die laatste weken dan heel diepgaande gesprekken zou voeren en ontboezemingen te horen zou krijgen. Niks van dat alles. Mijn vader en ik wisten alles al van elkaar. Die goede gesprekken voerden we ons hele gezamenlijke leven al. We werden vooral heel melig, en dat is wel een beetje gek als de dood ook bij je rondhangt.

Maar over die kleinkinderen hebben we het nog wel gehad. Nou ja, over eentje dan. Dat hij of zij wel snel verwekt moest gaan worden, want ik moest geen oude mama worden (dit is mislukt), dat hij of zij wel iets over zijn opa moest horen (dat is gelukt), en dat ie wel vernoemd moest worden (dat is ook gelukt).’

De dag voor zijn dood fluisterde mijn vader: ‘Hoe gaat ie heten?’

Ik noemde zijn naam.

Vijf jaar later werd mijn vader postuum opa. Gelukkig werd het een kleinzoon want anders had ik mijn vader de verkeerde naam doorgegeven.

Wat moet mijn zoon veel missen. Samen tuinieren, samen wandelingen maken, samen klussen en luisteren naar verhalen over de kwajongensstreken van vroeger.
En wat moet mijn vader veel missen. Een kleine ondeugd die de wereld verkent, die vragen stelt en alles wil delen.

Maar af en toe komen ze elkaar tegen. Ik zie het soms als ik een blik vang van mijn zoon of als hij even in precies dezelfde houding aan zijn bureau ‘aan het werk is’.

Toen we besloten dat we nog wel een mensje wilden maken om van te houden, was ik bijna nog verdrietiger om het verlies van mijn vader. Nu zou hij zelfs twee kleinkinderen ‘mislopen’.
Maar ergens regisseert mijn vader nog iets, denk ik. Want hij heeft nu drie kleinkinderen en ik hoor hem gewoon lachen over het feit dat wij ons wild schrokken over de komst van de tweeling.
En wat zou hij trots met zijn meiden zijn gaan wandelen. Hij zou elk moment vastleggen op beeld en de hele stad zou weten van hun bestaan (hij was radiopresentator, dus het zou hem echt lukken).

Nou pap, ik heb voor nageslacht gezorgd hoor, zoals je zo graag wilde. Je DNA is veilig. En je kunt voorlopig nog niet je laatste dood sterven.

Vakantie, genieten!

Het is zomervakantie en doordat ik in het onderwijs werk, mag ik daar bijna zes volle weken van genieten.

Nu wil ik echt niet klagen maar ik heb zo´n hekel aan het woord genieten. Niet dat ik `het genieten´ niet graag bezig, maar ik heb een hekel aan hoe het woord wordt toegepast.

´Dat wordt genieten´, ´vergeet niet te genieten´, ´echt genieten´,… Het lijkt inmiddels op een opdracht, een bevel of iets waar je je schuldig over moet voelen als het er niet is. Voor mij zit het genieten in een moment opgenomen. Soms herken ik het achteraf, als ik de kleine minpuntjes (die akelige wesp) van dat moment ben vergeten.

Zo zoefde ik laatst met mijn bakfiets volgeladen bergafwaarts, met de wind om mijn oren, met de niet al te felle zon op mijn gezicht en met mijn lijf dat even niet duizelig was. Daarbij hoorde ik andere fietsers zeggen: ‘Oh kijk! Wat schattig.’ (Dan hebben ze het niet over mij hoor, maar over de lachende, prachtige inhoud van mijn bakje.) En toen besefte ik, op het moment zelf, dat ik aan het genieten was.

En dan de maatschappelijke verplichting om van je vakantie te genieten. Ik krijg de mooiste foto’s van voorgenomen vakantieadressen geappt, ik krijg live verslag van mooie, verre landen, ik zie strakblauwe luchten, zon, zee en strand. En laten we de social media niet vergeten: ik zie alleen maar knappe mensen, slanke mensen, lachende mensen, sportieve mensen (alle soorten waarop ik tekort schiet) en teksten zoals ‘echt genieten hier met z’n allen’. Wij hebben onze kapotte stacaravan in Biddinghuizen maar even niet op social media gedeeld.

Het lastige aan vakantie is, vind ik, dat andere mensen ook vakantie hebben. Leuke afspraken zijn niet te maken want iedereen is het land uit. Ik heb meer pijn doordat mijn fysio er ook een paar weken tussenuit is. Mijn ontspanning vind ik in mijn wekelijkse dansles, maar de dansschool is natuurlijk ook gesloten. En dit jaar is het heerlijke weer ook tijdens mijn vakantieweken naar Spanje vertrokken.

Mijn kinderen gaan tijdens de vakantie wel ‘gewoon’ naar de opvang. Om mijn schuldgevoel daarover te compenseren, ga ik als een idioot aan het werk in het huishouden om alles wat ik heb laten liggen weer een beetje bij te werken. Verder gebruik ik die tien vrije dagen voor een broodnodig kappersbezoek (oh help, ik doe wat voor mezelf) en probeer ik wanhopig wakker te blijven na een slapeloze week door een nachtelijk huilende tweeling. Op de enige kinderloze dag die ik samen met manlief kon invullen gaat manlief door zijn rug.

Na week vijf ben ik zo van de leg, dat mijn (vele) zegeningen niet zo hard meer meetellen en dat ik zomaar als een ware plofkip door het leven ga. Mijn geduld is op en mijn gemoed is overvol. Ik ben nog vatbaarder voor kritiek en mijn zelfvertrouwen heeft een lastminute geboekt naar Timboektoe.

Nog één week en dan zit iedereen weer op zijn plek, lekker na te genieten van de vakantie.

Spartelen

Het is vakantie. Voor onze verse kleuter ook zijn eerste soort van vakantie doordat hij dit seizoen start op de basisschool. Voor manlief en mij een reden om zo veel mogelijk ‘leuke dingen’ te doen, zolang we nog niet gebonden zijn aan school. Op de allerlaatste vrije dag besluiten we, op enig aandringen van onze kleuter, te gaan zwemmen in het zwemparadijs in de dichtstbijzijnde stad.

Twee nieuwbakken dreumesen die nog nooit in een echt zwembad zijn geweest, een overenthousiaste kleuter zonder zwemdiploma en twee ouders die graag alles onder controle willen houden gaan op pad.

Zo’n uitstapje valt ver buiten mijn comfortzone. Ik ben trouwens het episch centrum van deze zone al een tijdje uit het oog verloren. De avond voor het avontuur verzamel ik alle zwemspulletjes: twee ieniemienie tankini’s, kleine zwembroek, grote zwembroek, een grote bikini (en twee vetverbloemende badpakken want ik weet nog niet wat ik de dag erna aan wil trekken), badlakens, handdoekjes, kinderbadhanddoeken, zwembandjes, tweelingzwemband, hapjes, drankjes, portemonnee, speelgoed, kam, luiers, reserveluiers, droog ondergoed voor iedereen en reservezwemluiers.
Het tassenmanagement wordt bij ons thuis altijd verzorgd door manlief. Ik ben inmiddels wijzer en prop niet alles meer in een tas want dan is iedereen (behalve ik) alles kwijt en dat maakt het ongedwongen uitstapje een klein beetje minder gezellig.

De volgende ochtend gaan we zo vroeg als voor ons gezin mogelijk is op pad. We hebben onze oude tweelingbuggy bij ons die we in ‘het paradijs’ inruilen tegen twee uiterst oncomfortabele eenlingbuggy’s maar die volgens de regels wel heel hygiënisch zijn. Daarmee verplaatsen we ons wel redelijk makkelijk (als je het wieltje dat zijn diploma zwenken nog niet heeft gehaald niet meerekent) naar het baby-eiland. We verzamelen wat plastic stoeltjes en een box en proppen ons tussen alle andere afgebakende kringetjes van stoelen. Hopla, dreumesen te water, moeder geïnstalleerd op het baby-eiland en manlief en kleuter gaan voor het echte werk.

En daar zat ik dan tussen alle andere moeders met al mijn blubber, striemen en uitgezakte lichaamsdelen. Hoewel ik er hard mijn best voor doe om dit zo te houden, voel ik me er erg minderwaardig door. Ik was al blij dat ik toch voor het verhullende badpakje was gegaan. Gelukkig moest ik op twee dreumesen letten die na een tijdje verschillende windrichtingen gingen ontdekken, dus mijn gedachten konden mijn complexje niet verder voeden.

Na een tijdje wilden we de tweelingzwemband proberen en daarom gingen we met de hele familie naar een ondiep bad. Dit is een eindje lopen. Manlief en ik hadden allebei een dreumes op de arm en de kleuter hield de band wel vast. Met die band die groter is dan hij wilde hij graag tempo maken op de gladde tegels, dat vormde nog wel een kleine uitdaging. Daarna kwamen we erachter dat de band heel langzaam leegliep waardoor de tweeling steeds voorover dreigde te vallen. Dat deerde de kleuter uiteraard niet,  hij besloot dat dat het uitgelezen moment was om zijn onderwaterzwemvaardigheden-zonder-diploma te testen, dus dat was even een uitdaging.

Na de tactiekbespreking bewogen we ons richting de auto. De grote dameskleedkamer leek het meest comfortabel om iedereen te drogen en te kleden. Manlief was daar illegaal en wilde graag de deuren openhouden om de dames niet te verrassen met zijn aanwezigheid. Ik probeerde achter zo’n deur mijn badpak te verruilen voor ondergoed en terwijl ik daar stond te worstelen, zag ik tussen de deur en scharnieren door een man op zijn dooie gemak naar mijn gehannes staan te kijken.

De auto hebben we gelukkig zonder kleerscheuren gehaald en het was een heel leuke dag. Al was ik verre van comfortabel met mijn ´moeke-lijf’ , we hadden wel een grote stap buiten de comfortzone overwonnen.

‘One small step voor mankind, one giant leap for our family’.

Buiten eten

Gisteren heeft de kapper mijn uitgroei weggewerkt, dus dat betekent dat het vakantie is. Vandaag is het mooi weer: zonnetje, droog en niet te warm. We kunnen dus heerlijk naar buiten. We hebben een zeer geschikte tuin voor het buitenleven en ook nog eens het geluk dat ie ingericht is met allerlei leukigheden voor kinderen.

Dus ik begin ’s ochtends het buitenleven voor te bereiden. Ik check of het gras niet te zompig is, droog wat speeltoestellen af, leg alle kussens op de buitenmeubels, ik win uiteindelijk het gevecht met de parasol(hoes), zet het UV-filter-kindertentje op, leg wat babyspeelgoed op het gras, zorg voor schaduwplekjes, check of er niks dodelijks (bijvoorbeeld een druif ofzo) op het terras ligt, smeer alle kindjes goed in (als ze nog in hun nakie zijn, want anders mis je die nare randjes), check of alle hekjes en poorten dicht zijn en verplaats mezelf en drie kinderen naar buiten. We doen een rondje ranja en fruit en en passant peuzelen we een boterhammetje op.

Ik heb zowaar de smaak te pakken en ’s avonds lijkt het me leuk om buiten te eten. De eettafel die het meest in de schaduw staat, staat achterin de tuin. We slepen dienbladen vol bestek, borden, drinken en andere toebehoren naar die picknicktafel. Ik schuif de tripptrapps voor de tweeling ook gezellig aan. Het was een foto waard. De hele familie aan tafel, buiten, in een prachtige tuin met dito weer.

´Zal ik even een foto maken? Oh nee, m’n telefoon ligt nog binnen, laat maar.’

‘Mama, ik wil appelmoes bij mijn eten.’ Ik loop naar binnen om appelmoes te pakken. ‘Mama, daar hoort toch ook een lepel bij?’ ‘Ja, normaal wel, maar we schenken het wel even uit het potje.’

<Vliegen>

‘Misschien zijn de worstjes lekkerder met saus.’ Ik klepper naar binnen voor de saus en merk dat mijn nieuwe slippers eigenlijk best wel pijn doen.

‘Mama, mag ik naar binnen, want er vliegen hier allemaal beesten mijn eten in.’ ‘Nee, schatje, we zitten gezellig buiten.’ ‘Mama, ik vind het helemaal niet gezellig buiten.’ ´We proberen het toch. Het went vast wel.´

<Een wesp>

Er lopen buren over de dijk achter onze tuin. Dat vind ik persoonlijk wel gezellig, dus we zwaaien en roepen naar elkaar of het allemaal goed gaat. Onze keffer wil dat contact echter wat intensiveren en rent de dijk op, keft naar de buren en alles wat ie nog meer tegenkomt en moet weer terug de tuin ingelokt worden.

Ik heb m’n eten bijna op wanneer de tweeling te veel in de zon komt te zitten. Eerst maar even de stoelen verplaatsen. Wat sap voor ze inschenken en weer verder <nog veel meer wespen> eten.

Na het eten ruimen we in ploegendienst de tafel af. ’s Avonds, als de kinderen in bed liggen, ruimen we het speelgoed in de kamer en in de tuin op. Het is dat mijn haar net weer geblondeerd is,…..

Eerste verjaardag

De gepersonaliseerde slingers zijn binnen, de cadeaus bijna ingepakt, de traktatie behoeft nog maar een uurtje geknutsel en de film in mijn hoofd is al een paar dagen geleden gestart.

In die film zie ik mezelf met een enorme dikke buik. Ik ben op controle bij de gynaecoloog en hij stelt voor om agenda´s te trekken om de tweeling in 3D te gaan bekijken. Na afstemming met de kinderarts en de indeling van de operatiekamers wordt DE datum geprikt. Ik piep nog dat dan een kindje in onze vriendenkring al jarig is, maar dat blijkt met een heel risicovolle tweelingzwangerschap geen argument om een ander datumpje te prikken.

Voor het eerst moest ik huilen. De zwangerschap die me al weken te veel was en pijn deed, de spanning over de geboorte, maar ook de ontlading dat het tot en met week 36 in ieder geval goed was gegaan, alles kwam er uit. De gynaecoloog keek me wat verrast aan, ik was namelijk die vele controles daarvoor niet zo emotioneel geweest (er vielen alleen maar buitjes in een piepklein kamertje waar mijn bloeddruk werd gemeten door verpleegsters met zo’n begrijpende blik).

De avond voor de opname was wat onwerkelijk. De verjaardag voor onze meisjes was voor de dag erna gepland en dan zit je dan,… alvast verjaardagsslingers ophangen zou ook voorbarig zijn.

De dag erna ging die verjaardag helemaal niet door. Ik besloot namelijk een dubbel OK-team af te zeggen omdat ik het toch wel op de natuurlijk manier wilde proberen (dat had ook wel gekund omdat de meisjes die dag goed lagen). Een complete en vooral dure OK- bezetting  kon fijn een uurtje hun administratie bij gaan werken.

Er werden wat nare kunstgrepen uitgevoerd en de verwachting was dat ik de dag erna wel een tweeling op de wereld zou zetten. De ochtend erna besloot ik (na veel wikken, wegen, gesprekken en gedoe) dat ik toch een keizersnee wilde. Er moesten daarvoor wat zaken geregeld worden: er moest een OK vrij zijn, een gynaecoloog, een anesthesist, het liefst twee kinderartsen, twee crashcarts, twee teams om de baby’s na de geboorte onder hun hoede te nemen en nog meer onmisbare mensen. Dat duurde een uurtje of acht.

En na weer een fysiek nuchtere en emotioneel allesbehalve nuchtere dag, werd de tweeling geboren. Een spannende geboorte met een spannende nasleep.

Nu een jaar laten, speelt deze film in mijn hoofd en word ik er melancholisch van. Nooit meer baby’s in mijn buik, nooit meer borstvoeding geven, nooit meer met kruiken slepen, nooit meer een kraamverzorgster, nooit meer een dikke buik (alhoewel, die onderhoud ik nog wel een beetje) en vooral: nooit meer die kleine voetjes en elleboogjes tegen mijn ribbenkast.

Een jaar is omgevlogen samen met twee vrolijke, gezonde en ontzettend lieve meisjes (en ook met manlief en grote broer natuurlijk).

En dat gaan we vieren!

Vieren met familie, heel veel lachjes, cadeautjes, slingers en hier en daar een traantje. En hopelijk nog heel veel nieuwe delen van deze prachtige film!

Dorpsfeest

´Val Kérreneval loat bai jullie, deez joar?’, vroeg iemand nadat ik een foto van mijn drie kleine girafjes gedeeld had op Facebook.

Het is juni, de tijd van de school- en volksfeesten, zoals een goede Oranjegezinde gemeente betaamt. Ons pittoreske, Achterhoekse dorpje staat in het weekend van Vaderdag altijd op z’n kop. Er komt een grote feesttent, de kermis wordt opgebouwd (draaimolen, botsauto’s, ‘de draaibank’ en touwtje trekken), de foodtrucks rukken uit (frietjes, kibbeling, ijsjes en suikerspinnen) en de straten worden versierd.

Op vrijdagmiddag begint het feest met de kinderoptocht en stoelendans. Het kinderdagverblijf had de bolderkar veranderd in een jungle en de kindertjes speelden wilde beesten. ‘Wij feesten als beesten’ was de leus. Mijn oudste girafje keek de hele optocht bedeesd om zich heen en mijn babygirafjes feestten in hun slaap. Desalniettemin wonnen ze de tweede prijs!

Mijn bijna-kleuter bleek daarnaast ook nog eens de ballonnenwedstrijd van koningsdag te hebben gewonnen, dus aan aandacht geen gebrek.

Op zaterdag hangen we rond op het feestterrein en nemen we alle complimenten over onze tweeling in ontvangst. Als ik voor elke ‘druk zeker, zo’n tweeling?’ een muntje had gekregen, had ik de hele buurt dronken kunnen voeren.

Onze tweeling doet hun middagslaapje precies tijdens het gezelligste moment van de dag, dus we struinen in complete gezinsformatie wat rondom het hoogtepunt heen.

Als we thuis zijn en de tweeling ligt te slapen, blijkt dat mijn bijna-kleuter een rijker sociaal leven heeft dan ik. Twee sms’jes: waar we uithangen. Dus snel de bijna-peuter weer van de bank geplukt, onder zware druk laten plassen, zelf een deootje gerold en snel in de auto weer terug naar de draaimolen. Wat een feest: draaien, voetballen zonder bal, zand gooien en als we stilstaan in de buurt van de ijscokar: ‘Ach, nu we hier toch staan te wachten, kunnen we net zo goed een ijsje eten,..’ (Ik was er niet van op de hoogte dat we aan het wachten waren).

Eenmaal terug thuis, wat en half uur overreden had gekost, snel iedereen eten gegeven (inclusief beestenboel), gebadderd (exclusief beestenboel), in bed gelegd om daarna mezelf snel van een make-upje te voorzien en van mijn mama-proofkleding te ontdoen (wel iets anders aangetrokken, hoor).

Mama gaat los!

Tent, een goeie band, dorpsgenoten, drank,…. En vooral: even geen kinderen waar ik op moet letten, geen luiers, hapjes, snot, dorst en troostende kusjes.

In de tent vind ik eerst aansluiting bij mijn lieve buren die een fase verder zijn. Hun kinderen rennen rond met hun feestbudget in een nieuw portemonneetje. Rond een uur of elf brengen deze kinderen hun ouders naar huis.

Maar ik wil nog niet. Ik ben uit, ik wil dansen, ‘feesten als wilde beesten’ en even aan mezelf denken.
Rond middernacht sta ik heerlijk te dansen en dan realiseer ik mij ineens: ik sta te dansen tussen allemaal vrouwen die ik ken via mijn kinderen,….

Maar dat geeft niks, want de kinderen zijn thuis en wij zijn los.

Het lijkt wel ‘kerreneval’!

Hond

Vandaag gaf Facebook een herinnering van zes jaar geleden; ons kleinste hondje werd in ons gezin opgenomen. Ons gezin bestond toen uit manlief, de labrador, de beagle (voor de kattenmensen: dit zijn hondenrassen) en mijzelf.

De roedel was eigenlijk al compleet maar dit ukje vonden we in de volle zon, zonder drinken en met allerlei ‘brothers from another mother’.

Wij waren verliefd en hij was verkocht.

Het keffertje bleek mishandeld te zijn, want de eerste maanden was het een schijtluis en wilde hij alleen door vrouwen aangehaald worden. Gelukkig draaide hij al snel geruisloos mee in de roedel. De kleine keffer werd alleen niet echt als hond beschouwd. Hij kreeg geen drie opvoedkundige trainingen, geen jachtcursus en geen eigen mandje. Hij viel ook niet zo op, hij liep in de schaduw van de labrador en kefte een toontje lager dan de beagle. Ze sliepen met z’n drieën in een grote mand en de kleine verstopte zich altijd in een hoekje, het liefst tegen een andere hond aan geschurkt.

Toen onze bijna-kleuter werd geboren, ging dat prima met de honden. Zij hadden blijkbaar de bui al zien hangen, want ze werden heel bescheiden en hebben er zelfs nooit aan gedacht om onze bijna-kleuter iets aan te doen. Ze lagen hooguit soms ietwat in de weg. Bijna-kleuter heeft heel wat hond beklommen toen hij leerde lopen.

Drie jaar later kwam de tweeling en ook hier legden ze zich braaf bij neer. De tweeling hoorde meteen bij de roedel.

Een paar maanden na de komst van de tweeling sloeg het hondennoodlot toe. Eerst werd de beagle erg ziek. We hebben er alles aan gedaan om te achterhalen wat ze had, en ook alles aan laten doen, maar het mocht niet baten. Op het moment dat de dierenarts op de drempel stond met ‘de spuit’ besloot ze zelf dat het genoeg was. We namen met het gezin uitgebreid afscheid van onze eigenwijze dame. We hadden de dierenartsrekening nog niet binnen of onze labrador begon zich anders dan anders te gedragen. Lang verhaal kort: 15 dagen na de beagle legde ook de labrador zijn koppie neer (en kon de dierenarts twee maanden zijn hypotheek aflossen).

De bijna-kleuter stond al klaar met z’n schepje om het graf te delven; hij wist intussen hoe het in z’n werk ging.

En toen was onze kleine keffer onze enige hond. Dapper lag ie nog een tijdje in de driehondsmand, waar we hem moesten zoeken. Hij voelde zich verloren. En wij ook, want waar we eerder baasjes waren van ‘grote’ honden, bleef er een opgeschoten hamster over.

Onze kleine keffer, die we al die tijd enorm ondergewaardeerd hebben.

Als de bijna-kleuter niemand heeft om mee te spelen, dan offert ie zich op (verkleedpartijtje, verstoppertjes, spoorzoekertje,..). Als de tweelingmeisjes mopperen, dan hoeft ie maar voorbij te komen en ze lachen weer heel hard. Ook hoeven we na een eetsessie met de baby’s niet te stofzuigen, want de kleine keffer ruimt alles keurig op. (Het gevolg is dat ik bij andere mensen nooit gevallen eten opruim en onbewust wacht op hun imaginaire hond.)

Hij blaft alle (on)genode gasten weg, vindt dezelfde honden als wij op ‘zijn’ dijk leuk, geeft een seintje als de pakketbezorger voor de deur in zijn bus staat te zoeken naar mijn pakketje (dan kan ik precies nog een paar billen afvegen) en is dikke vrienden met de buren bij wie hij af en toe logeert.

Hij heeft een überschattig koppie, ligt in z’n mandje als ie niet met zijn gewichtige taken bezig is en laat zichzelf uit door door een gat in het hek naar de dijk te rennen en na een vijf minuten dollen en drollen weer terug te komen.

In zes jaar tijd van underdog naar leader of the pack. En dat mag wel eens gezegd worden,…!

‘Kinderarbeid’

Het is woensdag en dat betekent dat ik overdag een soort van alleen met de drie kinderen ben. Ik zeg soort van want manlief werkt op één minuut kruipen van ons huis.

Deze woensdag is de tweeling ziek. En ze zijn behoorlijk ziek. Het zijn twee kleine stoofjes met oorontsteking. Daarnaast spugen ze alle ´zuivelse zaken´ weer uit. ´s Ochtends installeer ik de baby´s in hun box en scharrel samen met onze bijna-kleuter in een straal van 5 meter om hen heen.

In die cirkel bevindt zich ook ons terras. En daar groeit een deel van mijn huishoudelijk werk. Vanaf het terras zie ik ook dorstige planten en verder zie ik dat de trampoline onder de ‘uitwerpselen’ van de bomen zit.

Bijna-kleuter is de hele ochtend heel lief geweest maar begint er nu toch een beetje van te balen dat z’n zussen zoveel aandacht krijgen. ‘Mama, ik wil speeeeeeee-len,….. met jouhou,..’ Ik denk: ‘Dat wil ik oo-hook, maar ik moet ook een beetje op de baby’s letten en onkruid wieden en de trampoline vegen en de bloemetjes water geven. En als ik me omdraai en naar binnen kijk, dan moet ik ook nog stofzuigen, opruimen, wassen,….’

‘Weet je wat? Ik weet een spelletje. We doen wie het eerste de emmer vol heeft met plantjes die op en tussen stenen groeien.’

‘Maar mama, da’s zielig voor die plantjes.’

‘Welnee, we leggen ze dan weer ergens bij zand in de buurt en dan kunnen ze veel beter aan eten en drinken komen.’

‘Okay,….’

Jahooeeee, bijna-kleuter gaat voortvarend aan de slag. Als ie geen zin meer heeft (ik kan hem geen ongelijk geven) zeg ik dat ik zin heb om iets te soppen. Dat triggert hem en hij wil ook wel wat soppen. ‘Mooi’, denk ik. Hij gaat zijn piratenboot met een doekje te lijf. Daarna wil hij de viezigheidjes nog wel even van de trampoline springen.

Mijn to-do-lijst wordt niet heel snel korter, maar spelenderwijs komen we er wel.

’s Middags wil hij nog wel wat doeken aangeven als ik het spuug van zijn zus aan het opruimen ben én als hij niet ziet dat ik kijk, zie ik hem heel geroutineerd speentjes in babymondjes duwen. ’s Avonds wint ie een potje ‘wie het eerste zijn sperzieboontjes op heeft, verdient een ijsje’ en net voor het slapengaan, wint ie ook nog de wedstrijd ‘wie het eerste boven is’.

Hij vindt dat we heerlijk gespeeld hebben en vraagt hoe al die spelletjes heten.

‘Kinderarbeid, schatje.’

‘Okay mama, dan ga ik dat morgen tegen de juf zeggen, dat we zo heerlijk kinderarbeid gedaan hebben,…’

‘Doet dat maar, schatje.’

(note to self: morgen eerst even de juf een appje sturen)

Moederdag

Twee uur eerder dan op de planning in mijn hoofd vermeld stond, stampte mijn bijna-kleuter de slaapkamer binnen. Hij ramde op de knop die de felste lamp ontstak en riep: ‘Mama, opstaan! Het is moederdag en dan is er fee-heest.’

Ik deed nog een poging om hem naast me te laten liggen, maar nadat de wekkerradio achter mijn nachtkastje belandde en ik ook vanavond niet meer zal weten op welke bladzijde ik in mijn boek ben, besloot ik de strijd voortijdig te staken.

Op naar beneden (u passeert het toilet zonder er gebruik van te maken). Onderweg vertelt bijna-kleuter dat hij niet mag vertellen dat er heel mooie bloemen op tafel staan. Ook dat die bloemen in een nieuwe grote vaas staan is uiterst geheim.

In de keuken is de tafel mooi gedekt, de beschuitjes hebben de vorm van een hart en (surprise, surprise) er staat een joekel van een creatief boeket in een hele grote nieuwe vaas. Daarnaast liggen drie pakjes en staat er een beschilderd Olvaritpotje met zelf geplukte (uit het bloemenmandje voor oma) viooltjes. Zelfs onze sfeerverlichting stond op ‘hartjesstand’.

De tweeling slaapt nog maar voor de rest is het hele moederdagfeest compleet. Ik mag eerst de pakjes openmaken: een tissuebox in de vorm van een lieveheersbeestje en twee tegeltjes met de voetafdrukjes van de tweeling. Daarna mag ik hartjesbeschuit met aardbeien eten. De suiker voor over de aardbeitjes wordt geconfisqueerd door bijna-kleuter, maar hey, dat bevestigt je moederrol,….

Mooier kan het niet: moeder mogen zijn van drie prachtige, gezonde kinderen. (bijna-)Zelfgemaakte knutselwerkjes waar al dagen geheimzinnig over gedaan wordt krijgen en een bijna-kleuter die feest viert omdat ie een moeder heeft. Alles mede mogelijk gemaakt door manlief,…

En toch ben ik een dweil op deze dag.

Het zullen de resterende hormonen zijn, maar ik loop bijna de hele dag (net niet) te huilen. Op deze dag overdenk ik mijn moederrol wat meer en concludeer altijd dat ik niet aan mijn verwachtingen voldoe. Ik ben niet de lieve, relaxte, alleskunnende, zorgende moeder die ik wil (lees: van mezelf moet) zijn.

Zo verlang ik soms naar het uitmesten van 20 konijnenhokken of iets dergelijks, als ik maar even geen gillende kinderen om me heen hoef te hebben. Ik verlang soms naar een dagje helemaal alleen zijn (met roomservice). Ik wil soms graag op vakantie maar dan wel naar een kinderloos oord.

En daar voel ik me dan weer heel schuldig om.

Zeker op moederdag.

Want er zijn ook moeders die nooit kinderen hebben mogen krijgen, er zijn moeders die hun kinderen maar (heel) kort bij zich mochten hebben, of kinderen die geen moeder meer hebben. En dat gemis zal ongetwijfeld op moederdag nog harder schuren.

Zo zit ik dus al te zemelen voordat ik mijn Moederdagontbijt op heb. Wat fijn dat ik van mijn bijna-kleuter een volle tissuebox heb gekregen,….

En wat fijn dat ik kan klagen over de zich uitbreidende kringen onder mijn ogen en wat fijn dat ik kan verlangen naar wat rust en wat fijn dat ik lekker aan de keukentafel zit met ‘kroost & knutsels’ slechts twee uur eerder dan gepland.

Oh nee, twee!

In een appje dat ik drie jaar geleden aan een vriendin stuurde, stond de volgende tekst: ‘Maar ik ben zo bang dat als ik voor nummer twee ga, nummer drie meteen meekomt.’

Karma of intuïtie?

Ik vond de impact van één schepseltje dat mij dag en nacht nodig had groot en heb best wel eens gedacht dat ik er gelukkig maar eentje had gebaard. Onze eerste, inmiddels bijna een kleuter, was namelijk niet zo van het slapen. Overdag sliep ie niet en ’s nachts ging hij het klokje niet helemaal rond. Na zijn eerste anderhalf jaar waren we, op z’n zachtst gezegd, nogal moe.

Hoewel ik zelf nog niet echt bezig was met de vraag of ons kindje nog een broertje of zusje zou krijgen, vond de omgeving het wel nodig om zich op die vraag te concentreren. Ik werd zelfs al een paar keer gefeliciteerd met mijn nieuwe zwangerschap. Ik had nog een buikje over van de eerste keer (hield dat overigens keurig zelf in stand) en naar maatschappelijke maatstaven was het blijkbaar tijd voor nummer twee.

Toen ons peutertje eindelijk overdag ging slapen en ’s ochtends niet meer eerder dan de haan wakker werd, werd de wens voor een tweede kindje geboren.

Een paar maanden later dacht ik: ‘Wat ben ik toch moe’. Een paar dagen later dacht ik: ‘Humzz, ohoh, oh jeetje’ (echt waar, zinnigere gedachten kwamen niet in mij op) en een paar uur later nam ik een zwangerschapstest in gebruik. Na een paar minuten hield ik het resultaat onder onze felste lamp en een paar seconden later dacht ik ‘ik zie wat, ik zie wat, ik zie wat,….’.

Snel werd ik kortademig en het duurde ook niet lang voordat ik voor het eerst heel erg misselijk was (tijdens de eerste zwangerschap vond ik al dat gebraak van zwangerschapsgenoten wat overdreven). En toen schreeuwde mijn intuïtie in ene: ‘TWEEEEE, het zijn er TWEE!!!’

Vlak voor het bezoek aan de verloskundige vertelde ik mijn leidinggevende, dat ik ervan overtuigd was dat er twee mensjes in mijn buik groeiden. ‘Ach, elke zwangerschap is anders,…’

Tijdens het bezoek aan de verloskundige zei ik ook dat ik zwanger was van een tweeling en ook zij reageerde met: ‘Elke zwangerschap is anders.’ Ze vroeg ook nog: ‘En als het er twee zijn? Is dat wenselijk?’ Ons antwoord was luid, duidelijk en eenduidig: ‘NEE.’

Ze zette het echoapparaat op mijn buik en had meteen goed beeld. Met een rood hoofd keek ze me aan en mompelde iets van: ‘uhm, ik zie er echt twee.’

Ik kon nog net reageren: ‘Dat zei ik toch!’

En toen ging ik los. Wat een liefde voor die twee knipperlichtjes, wat een bezorgdheid over deze zwangerschap, wat een angst voor de toekomst, wat een geluk dat ik twee kindjes krijg, wat knap dat mijn lichaam dat kan maken, wat bijzonder dat het er twee zijn, haha ik had een ei met een meervoudige persoonlijkheidsstoornis, <vloek> dit wordt een zware zwangerschap, <vloek> nu moeten we alles opnieuw kopen (in tweevoud), <Vloek> we hebben gisteren een nieuwe auto gekocht, <vloek> zal ik ooit weer slapen, wauw het zijn er twee, <vloek> peuterpuberteit in het kwadraat, hoera ik krijg er nog twee bij, ik ben verliefd, verrukt en verwonderd.

En dat ongeveer in 2 seconden.

Trillen, huilen, schudden, lachen

Na alle risico’s te hebben doorgenomen (en die waren pittig) fluisterde mijn intuïtie: ‘Dit blijft goed gaan en, oh ja, het zijn meisjes.’

En wauw, wat een geluk, ze had gelijk!

Koningsdag

Het duurde drie ´Oranje bovens´ tot we ons realiseerden dat we ´Leve de ko-ho-ning’ moesten zingen in plaats van ‘Leve de ko-nin-gin’. Koningsdag wordt in ons pittoreske dorpje ingeluid met een aubade. Ik kom van origine niet uit een dorp met een Oranjevereniging en probeer al een decennium uit te vinden voor wie we de medley zingen. Het is op Koningsdag en we staan voor de ingang van het bejaardentehuis,…

Peuter wilde niet meezingen. Hij vond het ten eerste heel spannend dat er meer mensen waren en ten tweede wilde hij geen liedje zingen voor de jarige koning als de koning niet op z’n eigen feestje was.

Van de aubade gingen we door naar het oplaten van oranje ballonnen. Alle kinderen uit het dorp kregen een ballon met een naamkaartje er aan vastgeknoopt. Er zijn zo weinig kinderen in het dorp dat het schrijven van de kaartjes te doen is, maar net te veel kinderen om iedereen de ballon met zijn eigen naam te geven. Al vlot stonden alle aanwezige kinderen met een met helium gevulde ballon in hun knuistjes. De burgemeester was afgereisd om professioneel van tien tot een af te tellen. Op het moment suprême liet iedereen z’n ballon los,…..

Toen zag ik in mijn ooghoek nog een oranje bol,…. Mijn peuter heeft het touwtje vast en is geenszins van plan dat touwtje los te laten voordat de ballon verschrompeld is. Van alle kanten komen kinderen op mijn peuter af om hem uit te leggen dat hij de ballon echt los moet laten. Zelfs het argument dat het medepeutertje wiens naam op zijn kaartje staat nu geen wedstrijd kan winnen, overtuigt hem niet. ‘Deze ballon is van mij, ik heb ‘m net zelf gekregen,..’
Uiteindelijk kreeg hij een reserveballon zonder kaartje en die wilde hij gelukkig wel ruilen voor de ballon met het kaartje.

Na het enerverende ‘ballon oplaten’ liepen we weer 100 meter door naar de volgende activiteiten: Oudhollandse spelletjes en een springkussen. Peuter wilde wel in het springkussen (met ballon) dus hij (en manlief) was onder de pannen.

Ondertussen gaf ik de tweeling hun boterham (regelmaat heb ik wat hoger in het vaandel staan tegenwoordig). Terwijl de kaakjes maalden, bekeken ze ernstig alle gezichten die hen aanstaarden.. Diezelfde mensen zagen niet wat voor koningsdaggeschikte t-shirts ze aan hadden: oranje, leeuw, koning, vlag,… alles er op en eraan. Daaroverheen moesten helaas hun roze winterjasjes.
(’s Middags thuis dus snel een foto van de tweeling in hun shirts gemaakt en op facebook gezet, zodat meer mensen dan alleen peuter en manlief ervan konden genieten.)

Na de eerste ronde van festiviteiten gaan we naar huis voor pannenkoeken en middagdutjes.

Aan het einde van de middag is de koning nog steeds jarig en gaan manlief en peuter dit nog even vieren. Nadat ik de tweeling hun groentehap en yoghurt heb gegeven (ja, echt: ik houd de regelmaat er in) volgen wij zodat ik een vette hap naar binnen kan schuiven.

Peuter maakt nieuwe vrienden en wordt om zes uur het springkussen uitgezet want de toko gaat sluiten.

We gaan naar huis. En alhoewel peuterlief nog niet alle concepten in de smiezen heeft, vertelt hij dat hij een fantastische verjaardag van de koning heeft gehad. En nu zingt ie wel,… zachtjes,… ‘lang zal ie leven,…’.

Douchen

Tijdens de dag heb ik drie mogelijke momenten om te douchen. En ik wil altijd douchen voordat ik me aankleed. Als ik naar mijn werk ga, dan maak ik uiteraard gebruik van ronde 1: wanneer iedereen nog slaapt. Als ik vrij ben van mijn werk, dan wil ik eigenlijk altijd iets langer blijven liggen. Hierdoor schuift het douchemoment automatisch door naar ronde 2: manlief werkt, peuter doet iets rustigs (en pedagogisch zeer onverantwoords) en de tweeling slaapt. Prima omstandigheden om te douchen, ware het niet dat deze ronde pas om half een begint.

In het geval van ronde 2 loop ik dus ’s ochtends in mijn pyjama. Met een onfris huidje, piekharen en mascara die mijn wimpers verlaten heeft. Het is niet dat ik dan heel lang ben blijven liggen hoor. Sterker nog, in mijn pyjama doe ik over het algemeen meer dan wanneer ik aangekleed ben.

Er kleeft alleen een groot risico aan het overslaan van ronde 1: namelijk een verhoogde kans op spontaan bezoek.

(Er is maar één grotere voorbode van spontaan bezoek en dat is als de peuter de wc-deur opentrekt als jij je daar net geïnstalleerd hebt. Dit tafereel is het best te aanschouwen vanaf de voordeur waar een heleboel heel doorzichtig materiaal in verwerkt is.)

De mensen die het avontuur aan wilden gaan om spontaan op visite te komen, heb ik inmiddels afgeschrikt met een vreselijk beeld van luiheid, chaos en esthetische wanorde.

Omdat dit beeld voor te zijn bij volgende spontane bezoekers (die nog niet getraumatiseerd zijn,) ga ik vreselijk ‘redderen’. Ik wil tegelijkertijd aangekleed, fris, opgeruimd, liefdevol en onderhoudend zijn. In mijn hoofd kan ik dat prima uitvoeren maar aan de buitenkant komt dat er nogal samengebald uit,… het woord ‘stresskip’ wordt een eufemisme.

Niemand heeft het nog hardop gezegd, maar ik vermoed dat niemand meer spontaan bij ons langs durft te komen. Dus ik maak nu afspraken, want in geval van agendavulling dwing ik me tot doucheronde 1.

Hiermee hoop ik een afvalrace van dappere vrienden te beperken.

Het komt dan wel voor dat de dag al een beetje aan het tekenen is: kwakje appel, zurig stukje met melk doordrenkte stof, kruimeltje hier en daar,…
Maar gelukkig heeft dit soort viezigheid een grote schattigheidsfactor, want dat komt allemaal door die koddige, kleine koters.

En daar hebben we dan altijd nog (de reserve-) doucheronde 3 voor: als iedereen weer ligt te slapen, de kinderen in hun bedje en manlief voor de tv.

Slaktarium

De laatste week ontbijt ik met slakken.

Ik voel me niet opeens een godin in Frankrijk die haar proteïnerijke escargots oppeuzelt voor een gezonde start van de dag. Het is ook niet zo dat ik mijn eigen ontbijt in de achtertuin bij elkaar probeer te harken. We hebben gewoon een glazen pot met heel veel (slijmerige, levende) slakken op tafel staan.

Die pot gaat waar ik ga. Dat komt doordat ik doorgaans de maaltijden met mijn peuter nuttig en hij eet niet meer als hij geen uitzicht heeft op zijn nieuwe vrienden.

Bij ons thuis wordt de tuin onder handen genomen. Manlief vond het een mooi moment om onze eigen kinderboerderij nieuw leven in te blazen. Het kippenhoekje werd ‘all over’ van gaas voorzien en de oude grasmat werd daar overheen uitgerold. Het oude konijnenhok werd opgelapt, in de dierenhoek getakeld en voorzien van twee nieuwe bewoners. Onze enig overgebleven (overlevende) kip kreeg er zonder moeite van haar kant vijf nieuwe vriendinnen bij. Twee van die nieuwe kippen zijn zo tam dat ze bijna bij je op schoot gaan zitten als je het hok in stapt. We hebben het mooi voor elkaar.

Vol trots zetten we onze peuter in de nieuwe dierenhoek. Manlief en ik staan verwachtingsvol te kijken naar de komende reactie,…

‘Wauuuuuwwwwww’
(vertedering maakt plaats voor zo’n achterlijke grijns)

‘Kijijijijijk,…..’
(we barsten uit onze voegen)

‘Een sssslllaaaaaaaaaaakkkkkkk’
(dompertje)

Dus manlief en ik hebben harige en verenrijke nieuwe vrienden. Peuter heeft er wat slijmerige maatjes bij. En die zitten binnen. In een glazen pot. Anders kan peuter niet gezellig met ze kletsen. En kunnen ze niet samen televisiekijken.

Manlief en ik hebben onze nieuwe dieren slechts nog bijnamen gegeven, maar zoonlief gaat los op echte namen. Hij blijkt dol op alliteratie te zijn: Sloompieslak, Slakkieslak, Slokjeslak en Sletjeslak,…

En elke ochtend als ik mijn koffie zet, een vers eitje haal en van mijn ontbijtje wil gaan genieten, dan worden naast mij alle slakken een voor een wakker gemaakt.

‘Goeiemorgen Slokkie, goeiemorgen Sloompie, goeiemorgen Sletje,…’

Nou, hey, dag hoor,….

Naast mama ben ik ook collega. Voor het gemak probeer ik beide rollen niet tegelijkertijd aan te nemen, behalve tijdens kraamvisite.

Door middel van het geboortekaartje nodigde ik collega´s met wie ik nauw samenwerk uit. En een paar collega´s die verrassend veel betrokkenheid hadden getoond bij mijn zwangerschap besloot ik ook een kaartje te sturen.

Eén collega bleef me verbazen. Schuchter belde hij of hij de kleine man misschien een bezoekje mocht brengen. Uiteraard mocht hij dat (anders had ik geen kaartje gestuurd,…) en de afspraak werd gemaakt.

Daar stond ie.

Cadeautje in z’n hand en al gesticulerend en articulerend een verhaal vertellend over mijn woonplaats, terwijl hij nog op de deurmat stond. Alles in huis kreeg oprechte aandacht. Manlief, huisdieren, meubels, boeken,… niets of niemand voelde zich tekort gedaan.

Het piece de resistance was natuurlijk mijn zoon. Collega ging er voor zitten en mijn zoon werd bekeken en het moederschap werd beschouwd.

In de cadeauverpakking bleek een houten hondje te zitten. Of ik het wel mooi vond? Ik kreeg het verhaal van de prachtige winkel te horen waar hij dit beestje gekocht had. En een verhaal over houten speelgoed in de opvoeding. Later vernam ik dat het hondje pas na wat intercollegiaal overleg was aangeschaft.

Het hondje werd het lievelingsspeelgoed van mijn zoon. Hondje moest mee wandelen, hondje moest bij de ‘echte’ honden in de mand en eigenlijk moest hondje gewoon altijd in de buurt zijn.

Hondje had wel een mankementje dat zo op het eerste oog niet opviel. Zijn koppetje was wat te zwaar en ergens in de productie had ie een zwak stukje opgelopen. Het gevolg was dat hondje af en toe z’n hoofd verloor. Geen probleem hoor, lijmen we bij ons thuis gewoon weer aan het rompje vast. Na de eerste plakpoging had het hondje wel een wat zichtbare handicap opgelopen, want hij kon alleen nog maar recht vooruit kijken.

Weer terug op mijn werk bleef collega oprechte belangstelling tonen voor mijn zoon en mijn moederschap. Toen ons gezin werd uitgebreid met nog twee iniminie’s somde hij het hele rijtje namen elke werkdag op. Als moeder voel je vaak een oordeel in een vraag. Ik tenminste,… Deze collega velde nooit een oordeel, uitte nooit zijn gedachten of gevoelens maar gaf je het gevoel dat je goed bent zoals je bent. Hij antwoordde in verhalen.

Dan wel die verhalen met van die moeilijke woorden. Waarbij ik dan ijverig knikte en zo gauw het kon een woordenboek indook om de betekenis op te zoeken.

In ons meest recente gesprek vertelde hij zíjn verhaal. Hij hoorde wel een piep maar geen ‘dif-ton-gen’. Hij vond het allemaal niet zo leuk meer en vermeldde ‘en passant’ dat sommige van zijn taken overgenomen waren door bijvoorbeeld ‘YouTube’. Hij drukte me daarnaast op het hart om maar goed van mijn mooie kindjes te genieten.

Een paar dagen later bleek dat ook zijn hoofd te zwaar was geworden, te vol of misschien wel te leeg.

En die paar dagen later wilde ik dat ik zijn verhaal niet alleen had gehoord, maar dat ik ook beter had geluisterd. Want hij was bepaald niet van hout. Mijn lieve collega, erudiete (ja, die betekenis heb ik ook opgezocht) man,…. Waar ik hem soms wat lang van stof vond, was zijn verhaal opeens veel te snel afgelopen.

En die paar dagen later denk ik vooral in ‘diftongen’. Had ik nog een paar bladzijden aan zijn verhaal kunnen lijmen? Nee. Had ik zijn verhaal wat warmer kunnen maken? Misschien.

Hey, nou, dag hoor,…

De wagen en ik

Voor de tweeling hebben we een prachtige tweelingwagen. Zo eentje die volgens de reclame op te vouwen is tot postzegelformaat, stabiel en veelzijdig is, veel bagageruimte heeft, maar weinig bagageruimte inneemt en waarmee je ook door alle deuren heen kan.

In de praktijk gaat het een klein beetje anders.

We hadden weinig keus voor wat betreft een tweelingwagen. Waar we bij de peuter een hal vol wagens geprobeerd hebben, stonden er in een uithoekje van diezelfde grote winkel een paar dubbelzitters om te proberen. De keus was snel gemaakt doordat we de kindjes naast elkaar wilden hebben.

Een paar weken na dit besluit werd ie geleverd en vol trots pakten we de wagen uit. Over de esthetische aspecten heb ik niks te klagen, de wagen blijkt mijn tweeling erg goed te staan. Maar of ze lekker in hun wiegjes hebben gelegen? De bakjes waren niet pas te krijgen en tijdens een lekker dutje zakten de billetjes steeds verder naar beneden totdat ze als een soort kikkertjes ontwaakten. Door hypercreativiteit en slaapgebrek bedenk je gekke oplossingen: we zouden de banden oppompen om de boel weer recht te krijgen.

We pakten de pomp erbij. Maar dat ding was met geen mogelijkheid aan de sluiten op de ventielen. En vrouw die ik ben, heb ik dat echt heel lang tegen beter weten in geprobeerd. Volgens de handleiding die ik toch maar gelezen heb, bleek de pomp een geheim ‘vakje’ te hebben waar dan een koppelstukje in zit voor tussen de pomp en het ventieltje. Het vakje gevonden, maar geen koppelstukje,… Dan zou je zeggen dat je meteen de klantenservice belt, maar ik probeerde nog meer geheime vakjes in het pompje te ontdekken. (Die bestaan niet, weet ik nu,…) De klantenservice heeft me drie pompjes gestuurd voordat het koppelstukje present was.

En dan de maxicosi’s. Voor deze autostoeltjes heb je een adapter nodig die je tussen de wagen en de stoeltjes klikt waardoor de baby’s meteen een halve meter hoger op een stellage zitten. En dat wiebelt. Zodanig dat ik de klinkers niet op durf en vaak controleer of de bakjes echt wel vast zitten.
Met die maxicosi’s op wolkenkrabberhoogte, heb je wel veel plek om al je hormonale miskopen in je wagen te vervoeren. Ware het niet dat het mandje onderin steeds omklapt. Misschien hebben de ontwerpers dit zo vormgegeven als bescherming tegen koopdrang, maar ook de noodzakelijke boodschapjes kiepert ie op straat.

Een winkel inkomen is ook al een ware attractie. Sommige deuren zijn echt te smal en dan sleur ik de wagen zijlings naar binnen waarbij ik het laatste stukje losschiet waardoor ik vaak een winkel of andersoortige locatie in wordt gekatapulteerd.

Als ik überhaupt een winkel wil bereiken moet ik sowieso eerst alles de auto in sjorren. Op het youtubefilmpje doet een superdunne wondermoeder dit met een pink aan de wagen en twee vingers in haar neus. Maar als ik het ene onderdeel heb inklapt (als het haakje niet blijft hangen) dan schiet het andere onderdeel weer los. En als ik postzegelformaat wil bereiken moeten die twee onderdelen allebei ingeklapt zijn en moet ik alle wielen er af klikken.

Oh ja, en de tweeling er eerst afhalen natuurlijk en bij die handeling niet vergeten de wagen op de rem te zetten.

En dan een onvermijdelijke accessoire die aan mij vast zit (twee eigenlijk) die altijd mee moet. Tijdens het inklappen van de wagen of het uitklappen of als je iets onder in het mandje wil leggen (ik blijf het hardnekkig proberen) dan steekt deze accessoire in de lengte en breedte uit, trekt het voor mijn gevoel de blik van het halve dorp en komt het woord ‘postzegelformaat’ niet direct in je op,…

Maar, wauw, wat ziet die wagen er mooi uit,…

Er was eens

Per kind komt er weer een ladinkje was bij. Je zou zeggen dat maatje 44 tot en met 104 toch weinig volle trommels met zich meebrengen; het zijn namelijk hele kleine lapjes stof. Maar niets is minder waar.

Nu heb ik een kleine afwijking (meerdere overigens): ik hou erg van de bodem van de wasmand. We hebben nogal wat wasmanden (tweelingwas, peuterwas, bonte grotemensenwas, witte grotemensenwas, handdoekenwas) en de vloer voor de wasmandloze categorie beddengoedwas. Om ze allemaal op hetzelfde moment leeg te hebben, is mijn nieuwe uitdaging.

(Het moederschap doet gekke dingen met je…)

Twee keer heb ik dit ultieme doel bereikt in de afgelopen maanden. Dat ziet er ongeveer als volgt uit: ik ren langs alle wasmanden, open deksels, pluk het laatste bergje er uit, gooi dat in de wasmachine, zet met een grote grijns de machine aan, ren nog een keer langs alle wasmanden en als ze echt leeg zijn, doe ik een vreugdedansje.

Maar vaak ligt er een eenzame sok mijn lege-bodem-doel in de weg.

Want hoewel het zelden misgaat met de was nemen sokkenpaartjes een behoorlijk risico door zich in de wascyclus te begeven. Het is natuurlijk een bekend probleem, maar ik blijf me er over verbazen. De kleine sokjes gaan in een wasnetje want die sokjes zouden volgens de wasmachinemonteur een piepkleine kans hebben om opgegeten te worden door de wasmachine. De grote sokken vind ik stoer genoeg om zonder netje te zwemmen. Bovendien lopen zij niet het risico om verslonden te worden. Maar die geniepige kleine sokjes krijgen de rits van het waszakje open en de grote sokken gaan er gewoon vandoor.

Er bestaat in ons huishouden dus een bergje slachtoffers van recalcitrante sokken.

Van één weessokje weet ik waar het vriendje is: op de commode van het kinderdagverblijf. Daar ligt ie al een half jaar te wachten. Inmiddels denk ik te zien dat hij me vol verlangen aankijkt en probeert te vragen om hem mee te nemen naar huis…

Maar ik vind het zo’n knus idee dat er thuis en ook op het kinderdagverblijf een vertrouwd sokje ligt te liggen, ,… dus elke keer kijk ik er vertederd naar en ga weer naar huis, … met kinderen, … zonder sokje.

En zo bereik is dus nooit meer mijn nieuwe doelstelling…

Consultatiebureau

´Gelukkig lijkt er niks aan de hand met de heupjes van Baby 1.´
´Dat is goed nieuws. En met de heupjes van Baby 2? Daar had ik namelijk foto’s van laten maken,….’

Het zijn heel lieve mensen op het consultatiebureau. Ze kwamen in de eerste weken naar ons huis toe omdat onze mini-tweeling nog even binnen moest blijven. Ze namen een weegschaal mee omdat we ons zorgen maakten om hun dalende gewichtjes, ze proberen ons met twee kinderen tussen alle andere afspraken in te proppen en ze hebben veel van mijn kraamtranen opgedweild.

‘Rollen ze al?’
‘Uhm, nee.’
‘Dat is op zich nog niet zo heel zorgwekkend op deze leeftijd hoor,…’

‘Slapen ze al door?’
‘Uhm, nou, in vergelijking met hun broer gaat slapen best goed maar Baby 1 wordt nog wel eens wakker ’s nachts voor haar speentje.’
‘Oh, dat klinkt vervelend. En al geprobeerd om haar gewoon te laten huilen?’
‘Nee, want dan worden er nog drie andere mensen wakker en bovendien druist dat tegen mijn gevoel in.’

`Nou, qua gewicht gaat het in ieder geval wel goed, he?’
‘Ja, hebben ze van hun moeder.’

We zitten met de tweeling in het artsentraject bij het consultatiebureau. Ze hebben extra aandacht nodig, maar ik weet eerlijk gezegd niet waarom. Op zich is al die extra aandacht best fijn. De tweeling wordt goed in de gaten gehouden door de jeugdarts en als kers op de taart ook nog door de kinderarts in het ziekenhuis. Daarnaast worden ze (lees: ik) enorm goed in de gaten gehouden door alle wondermoeders die helemaal niet op zouden zien tegen een tripje met drie kinderen en een hond.

Had ik wel eens verteld dat ik een nogal onzeker typje ben?

<Tringggg>

‘Goedemiddag, jeugdverpleegkundige consultatiebureau. Ik begreep van de jeugdarts dat baby 1 slecht slaapt?’
‘Uhm, nou, slecht,… ze wordt nog wel eens wakker.’
(…. Heel verhaal,…. De kleine donderstenen hebben echt al wel door dat ze je kunnen beïnvloeden,… reageren op elk huiltje,…. Niet schuldig voelen als ze huilt,…)
‘…, dus ik denk dat je gebaat bent bij een videotraining,…’
‘Pardon, wat? Zoals bij The Nanny?’
‘Zoiets ja.’
‘Uhm, nee, bedankt.’
‘Ik vind het jammer dat we je hiermee niet kunnen helpen.’

Met een enorm schuldgevoel tik ik het gesprek weg. Wíl ik me niet laten helpen of vínd ik het niet nodig? Wat staat er allemaal in ons dossier? Baby’s rollen nog niet, zeer zorgwekkend, grijp elke smoes aan om dit op beeld vast te leggen? Nou ja, waarschijnlijk worden mijn baby’s straks zo dik dat ze niet anders kunnen dan rollen. Hebben we dat punt in ieder geval getackeld.

‘Zeg je nou dat je dreumes al fietst?’
‘Ja, hij stapte op en reed weg.’
‘Maar dat kan op deze leeftijd nog helemaal niet.’
‘Oh,… okay,… sorry,…. .’

Facebookspam

Laatst hoorde ik kinderloze collega´s tijdens onze pauze praten over Facebook. En dan vooral over de facebookvrienden met kinderen. Wat vonden ze het irritant dat al die ouders maar foto´s over eerste keren en meer op Facebook gooiden. Het toppunt van irritatie was de profielfoto die vervangen was door een foto van ‘het kind’.

(Tijdens mijn eerstvolgende les meteen mijn profielfoto veranderd in een foto van mij zónder mini-me,…)

En denk je dat het voor mensen mét Facebook én kinderen leuk is om te zien hoe makkelijk je mét Facebook en zónder kinderen –hopla- de deur uitstapt voor een leuk concert, lekker eten, een ‘wat-kan ons-het-schelen-zuip-avond’, was mijn repliek.

Het gesprek bleef me toch wel bij, sterker nog, ik was eigenlijk een beetje op mijn digitale teentjes getrapt. Iets over iemands verslaving zeggen, roept nou eenmaal weerstand op.

Ik post best veel over mij en mijn kinderen op Facebook. ‘Waarom?’, vroeg ik mij in een vlaag van verstandsverbijstering af? Uiteraard omdat ik apetrots op ze ben en zo blij ben dat alles eigenlijk best goed gaat. Maar ook omdat ik weinig anders meer beleef. Ik was al wel van party-animal in huismus veranderd maar voordat er kinderen bij ons gezin hoorden, gingen manlief en ik best vaak naar cabaretvoorstellingen, hield ik wel van een filmpje, ging ik mee op werkweken van school, gingen we nog wel eens samen naar een feestje, of zomaar uit eten, of nou ja,… van alles waar we op die dag zin in hadden. Mits iemand onze honden even eten kon geven.

Nu meld ik zelfs op Facebook wanneer we het huis met het hele gezin inclusief keffer hebben verlaten en wanneer we moed hebben verzameld om onze kinderen uit te laten op de kinderboerderij. Je kunt er natuurlijk ook geen melding van maken, maar ik ben nou eenmaal verslaafd aan social media en dat moet natuurlijk wel in stand gehouden worden. Het is een beetje geven en in mijn geval heel veel nemen.

Het gesprek tussen mijn collega’s vond vlak voor mijn ‘duedate’ van de tweeling plaats. Om niet iedereen elke dag onpasselijk te maken door elke scheet van mijn nieuwe baby´s te melden (en dat zijn er veel), heb ik een groep opgericht voor de baby’s. Ook peuter en manlief kregen daar natuurlijk een plekje op. Vrienden kunnen zelf lid worden van deze groep en als ze het zat zijn, kunnen ze gewoon zelf weer afzwaaien. Ik hoef alle updates niet meer te knippen en plakken in WhatsApp en ik kan heerlijk spammen.

En mijn eigen profiel ziet er weer uit alsof ik naast moeder ook vrouw van de wereld ben met een sociaal leven en heuse volwassen uitstapjes (we moeten de boel natuurlijk wel een beetje opleuken op Facebook). Hier en daar natuurlijk wel iets over mijn luierbrigade en soms iets minder vrolijks, want anders wordt mijn geloofwaardigheid te hard aangetast.

Nu weten mijn collega´s zónder kinderen maar mét Facebook niet dat ik een dubbelleven leid, lijk ik veel ballen in de lucht te hebben en word ik ook nog enigszins betrokken bij gesprekken die niet over werk of luiers gaan.

´Jij al naar het optreden van X geweest?’

Ik glimlach wat onbeduidend en luister naar de prachtige (live uitgesproken) verhalen.