Niet mijn feestje

De elfde van de elfde, het feest van sint Maarten, de start van carnaval en de verjaardag van mijn vader. Het zijn feestjes die ik niet (meer) vier. Maar elke dag is een feestje waard, want ik heb (bijna) alles waar ik vroeger van droomde.

Ik heb een baan waarin ik mijn ei kwijt kan en waar ik enorm veel plezier aan beleef, ik heb een huis, meerdere bomen, meerdere beestjes, vrienden en last but zeker not least, ik heb mijn manlief en drie van gezondheid blakende, lieve kinderen.

Wat ik vroeger niet bij deze droom gedroomd heb, is dat je met al die rijkdom ontzettend veel tijd kwijt bent. En dat je je daardoor op alle fronten met heel veel geduld moet haasten.

Dat uitvoeren van die ontzettend leuke baan, dat lukt praktisch nog wel. Op de werkdagochtenden racen we via slaapkamer, badkamer en keuken naar de autozitjes en chauffeur ik kleuterlief naar school, tweeling naar het kinderdagverblijf en mezelf naar mijn werk. Daar sta ik, als alles meezit, drie minuten voor het startsein bij de koffieautomaat.

Mijn huis, mooier zelfs dan in mijn dromen, is solide maar houdt zich niet zelf schoon. Nu doe ik mijn best, maar waar ik vroeger met een emmer schoonmaakmiddelen door het huis racete, durf ik nu alleen met een vochtig doekje hier en daar wat af te nemen. Ik heb geen acute schoonmaakmiddelfobie maar wel twee dreumesen die alles oraal verkennen. De stofzuiger wordt aangeduwd en tegengehouden door diezelfde dreumesen waardoor we in een soort file door het huis schuifelen.

En dan die tuin, met bijbehorende bomen en beestjes, die vergt nogal wat onderhoud. Nu hebben we het geluk dat zich daar iemand anders om bekommert. Om dat zo te houden moet ik wel blijven werken, dus het kost indirect toch weer tijd.

En vrienden: momenteel droom ik vooral over ze, want feestjes vieren we weinig samen. Als ik dan eindelijk de moed heb opgevat om de was de was te laten, goedbedoeld advies te incasseren, iedereen in te pakken en op pad te gaan, ben ik niet de meest spraakzame persoon. Ik ben of achter drie kinderen aan aan het rennen of ik zit stil te genieten van dat ik even niks moet. En dan moet dat bezoek ook nog eens tussen fruithap, goddelijk lange middagdut en ‘met de pot mee-eten’ door gepland worden. Daarnaast waren wij wat laat met de kinders, dus niemand is meer ingesteld op alleseters met plakvingers. Tel daar mijn remmende rij-angst bij op en dan snap je dat ik niet erg ver kom.

Ik vier tegenwoordig feestjes in eigen huis en tuin, met manlief, een kleuter en twee dreumesen tijdens hele lange weekenden. Het feest begint om zeven uur ’s ochtends, we dansen op ‘klap eens in je handjes’, we snacken rijstwafeltjes en drinken ons dronken aan de ranja.

Omdat elke dag een feestje waard is. Zeker de elfde van de elfde.

Grenzen verkennen

Het nieuwe schooljaar is begonnen en vierentwintig paar ogen kijken mij verwachtingsvol aan. Wat gaat ze zeggen? Wat gaat ze doen? En waar ligt haar grens en hoe kunnen we die bereiken.

Tijdens de eerste les zijn de verse brugklassers opgetogen, gespannen en zijn ze er net achter gekomen dat ze nu weer de allerkleinsten zijn (dat heeft overigens meer met leeftijd te maken want ik steek echt niet meer boven de gemiddelde brugklasser uit met mijn lengte). Tijdens de eerste les luisteren ze met open mond naar mij. Ze leggen hun boeken voor Nederlands op tafel met een eerbied alsof het de Bijbel is (wat ook wel een beetje terecht is, vind ik, natuurlijk) en kijken verlangend naar het onbeschreven schriftje.

Dit was meteen het laatste positieve gevoel jegens dit schrift. Want er moet namelijk huiswerk in gemaakt worden, er moeten aantekeningen in geschreven worden en misschien nog wel het ergste: het moet tijdens het leren voor een toets weer allemaal herlezen worden (en er ligt altijd een veel aantrekkelijkere iPad naast).

Mijn stem is na twee lessen ook niet meer heel erg boeiend en ik begin na een week of drie voorspelbaar te worden. Ze schrikken in week vijf nog een keer van een onverwachte boosheid mijnerzijds en daarna sudderen we de rest van het schooljaar door.
Ik ken inmiddels het proces. Tegen de kerstvakantie denk ik: “Waarom doe ik dit?’ en tegen de zomervakantie denk ik: “Neeeeee, jullie mogen niet nu al naar een andere docent!’

Voor mijn kleuter is ook het nieuwe schooljaar begonnen. Zijn allereerste schooljaar. Ook hij lijkt opeens weer heel klein, ook hij kijkt verwachtingsvol naar de juf en alle nieuwe spullen om hem heen. Ook hij ontdekt de grenzen, van de juf, van zijn klasgenoten, van zijn kunnen en van zijn gevoel.

Het eerste kernconcept wat er op zijn school wordt behandeld, is: communicatie. En dan vooral de communicatie over gevoel. Dat je complimenten mag geven en dat je mag aangeven dat jouw gevoelsgrens is bereikt. Ook het samen bespreken van ideeën en gebeurtenissen wordt geleerd. Communiceren met het thuisfront lijkt nog iets te veel gevraagd. Van wat mijn kleuter overdag beleeft, weet ik een paar flarden dankzij social media en dankzij ouders van kinderen die wel welwillend ten opzichte van communicatie over de schooldag staan. Heel soms, als we geluk hebben, brengt de kleuter voorzichtig het pasgeleerde thuis in praktijk:

‘Houd je bek!’

Het was hem snel duidelijk dat dit aan alle kanten de grens overschreed. Toen moest ook nog even geverifieerd worden of het K** ook echt niet gebruikt mocht worden: ‘Papa? Je mag geen K** zeggen, he? Want K** is echt heel erg, he? En jij mag ook geen K** zeggen, he?”

De grenzen worden trouwens ook positief verlegd. Kleuter kan nu opeens wel zelf zijn schoenen en jas aan doen, hij telt en rekent zich rijk, hij benoemt gevoelens en heeft spijt als hij andermans gevoelsgrens heeft overschreden

Voor elke grens die je verlegt, is een beetje ‘oorlog’ nodig. Immers waar onze ieniemienies hun grenzen naar buiten verleggen, leveren wij een beetje grensgebied in. Dus wij kijken ook verwachtingsvol naar onze kinderen: wat leren ze? Wat brengen ze mee? Wat gaan ze doen? En waar ligt onze grens en hoe kunnen we die bewaken? Dat laatste is wat je noemt ‘een uitdaging’. Ik dacht na een half leven dat ik mijn grenzen wel kende, maar door mijn mini-versies weet ik inmiddels dat de grenzen van mijn ideaalplaatje kilometers binnen de daadwerkelijke grenzen liggen.

En die grens die ik altijd zo goed zou bewaken? Mijn ijzeren gordijn, mijn uitdrukkingsloze wachters en mijn consequente controle,…..
Een dun elastiekje hangt er,… mijn ieniemienies springen er touwtje mee,…. En die wachters? Die kijken lachend toe.

Vakantie, genieten!

Het is zomervakantie en doordat ik in het onderwijs werk, mag ik daar bijna zes volle weken van genieten.

Nu wil ik echt niet klagen maar ik heb zo´n hekel aan het woord genieten. Niet dat ik `het genieten´ niet graag bezig, maar ik heb een hekel aan hoe het woord wordt toegepast.

´Dat wordt genieten´, ´vergeet niet te genieten´, ´echt genieten´,… Het lijkt inmiddels op een opdracht, een bevel of iets waar je je schuldig over moet voelen als het er niet is. Voor mij zit het genieten in een moment opgenomen. Soms herken ik het achteraf, als ik de kleine minpuntjes (die akelige wesp) van dat moment ben vergeten.

Zo zoefde ik laatst met mijn bakfiets volgeladen bergafwaarts, met de wind om mijn oren, met de niet al te felle zon op mijn gezicht en met mijn lijf dat even niet duizelig was. Daarbij hoorde ik andere fietsers zeggen: ‘Oh kijk! Wat schattig.’ (Dan hebben ze het niet over mij hoor, maar over de lachende, prachtige inhoud van mijn bakje.) En toen besefte ik, op het moment zelf, dat ik aan het genieten was.

En dan de maatschappelijke verplichting om van je vakantie te genieten. Ik krijg de mooiste foto’s van voorgenomen vakantieadressen geappt, ik krijg live verslag van mooie, verre landen, ik zie strakblauwe luchten, zon, zee en strand. En laten we de social media niet vergeten: ik zie alleen maar knappe mensen, slanke mensen, lachende mensen, sportieve mensen (alle soorten waarop ik tekort schiet) en teksten zoals ‘echt genieten hier met z’n allen’. Wij hebben onze kapotte stacaravan in Biddinghuizen maar even niet op social media gedeeld.

Het lastige aan vakantie is, vind ik, dat andere mensen ook vakantie hebben. Leuke afspraken zijn niet te maken want iedereen is het land uit. Ik heb meer pijn doordat mijn fysio er ook een paar weken tussenuit is. Mijn ontspanning vind ik in mijn wekelijkse dansles, maar de dansschool is natuurlijk ook gesloten. En dit jaar is het heerlijke weer ook tijdens mijn vakantieweken naar Spanje vertrokken.

Mijn kinderen gaan tijdens de vakantie wel ‘gewoon’ naar de opvang. Om mijn schuldgevoel daarover te compenseren, ga ik als een idioot aan het werk in het huishouden om alles wat ik heb laten liggen weer een beetje bij te werken. Verder gebruik ik die tien vrije dagen voor een broodnodig kappersbezoek (oh help, ik doe wat voor mezelf) en probeer ik wanhopig wakker te blijven na een slapeloze week door een nachtelijk huilende tweeling. Op de enige kinderloze dag die ik samen met manlief kon invullen gaat manlief door zijn rug.

Na week vijf ben ik zo van de leg, dat mijn (vele) zegeningen niet zo hard meer meetellen en dat ik zomaar als een ware plofkip door het leven ga. Mijn geduld is op en mijn gemoed is overvol. Ik ben nog vatbaarder voor kritiek en mijn zelfvertrouwen heeft een lastminute geboekt naar Timboektoe.

Nog één week en dan zit iedereen weer op zijn plek, lekker na te genieten van de vakantie.

Spartelen

Het is vakantie. Voor onze verse kleuter ook zijn eerste soort van vakantie doordat hij dit seizoen start op de basisschool. Voor manlief en mij een reden om zo veel mogelijk ‘leuke dingen’ te doen, zolang we nog niet gebonden zijn aan school. Op de allerlaatste vrije dag besluiten we, op enig aandringen van onze kleuter, te gaan zwemmen in het zwemparadijs in de dichtstbijzijnde stad.

Twee nieuwbakken dreumesen die nog nooit in een echt zwembad zijn geweest, een overenthousiaste kleuter zonder zwemdiploma en twee ouders die graag alles onder controle willen houden gaan op pad.

Zo’n uitstapje valt ver buiten mijn comfortzone. Ik ben trouwens het episch centrum van deze zone al een tijdje uit het oog verloren. De avond voor het avontuur verzamel ik alle zwemspulletjes: twee ieniemienie tankini’s, kleine zwembroek, grote zwembroek, een grote bikini (en twee vetverbloemende badpakken want ik weet nog niet wat ik de dag erna aan wil trekken), badlakens, handdoekjes, kinderbadhanddoeken, zwembandjes, tweelingzwemband, hapjes, drankjes, portemonnee, speelgoed, kam, luiers, reserveluiers, droog ondergoed voor iedereen en reservezwemluiers.
Het tassenmanagement wordt bij ons thuis altijd verzorgd door manlief. Ik ben inmiddels wijzer en prop niet alles meer in een tas want dan is iedereen (behalve ik) alles kwijt en dat maakt het ongedwongen uitstapje een klein beetje minder gezellig.

De volgende ochtend gaan we zo vroeg als voor ons gezin mogelijk is op pad. We hebben onze oude tweelingbuggy bij ons die we in ‘het paradijs’ inruilen tegen twee uiterst oncomfortabele eenlingbuggy’s maar die volgens de regels wel heel hygiënisch zijn. Daarmee verplaatsen we ons wel redelijk makkelijk (als je het wieltje dat zijn diploma zwenken nog niet heeft gehaald niet meerekent) naar het baby-eiland. We verzamelen wat plastic stoeltjes en een box en proppen ons tussen alle andere afgebakende kringetjes van stoelen. Hopla, dreumesen te water, moeder geïnstalleerd op het baby-eiland en manlief en kleuter gaan voor het echte werk.

En daar zat ik dan tussen alle andere moeders met al mijn blubber, striemen en uitgezakte lichaamsdelen. Hoewel ik er hard mijn best voor doe om dit zo te houden, voel ik me er erg minderwaardig door. Ik was al blij dat ik toch voor het verhullende badpakje was gegaan. Gelukkig moest ik op twee dreumesen letten die na een tijdje verschillende windrichtingen gingen ontdekken, dus mijn gedachten konden mijn complexje niet verder voeden.

Na een tijdje wilden we de tweelingzwemband proberen en daarom gingen we met de hele familie naar een ondiep bad. Dit is een eindje lopen. Manlief en ik hadden allebei een dreumes op de arm en de kleuter hield de band wel vast. Met die band die groter is dan hij wilde hij graag tempo maken op de gladde tegels, dat vormde nog wel een kleine uitdaging. Daarna kwamen we erachter dat de band heel langzaam leegliep waardoor de tweeling steeds voorover dreigde te vallen. Dat deerde de kleuter uiteraard niet,  hij besloot dat dat het uitgelezen moment was om zijn onderwaterzwemvaardigheden-zonder-diploma te testen, dus dat was even een uitdaging.

Na de tactiekbespreking bewogen we ons richting de auto. De grote dameskleedkamer leek het meest comfortabel om iedereen te drogen en te kleden. Manlief was daar illegaal en wilde graag de deuren openhouden om de dames niet te verrassen met zijn aanwezigheid. Ik probeerde achter zo’n deur mijn badpak te verruilen voor ondergoed en terwijl ik daar stond te worstelen, zag ik tussen de deur en scharnieren door een man op zijn dooie gemak naar mijn gehannes staan te kijken.

De auto hebben we gelukkig zonder kleerscheuren gehaald en het was een heel leuke dag. Al was ik verre van comfortabel met mijn ´moeke-lijf’ , we hadden wel een grote stap buiten de comfortzone overwonnen.

‘One small step voor mankind, one giant leap for our family’.

Slaktarium

De laatste week ontbijt ik met slakken.

Ik voel me niet opeens een godin in Frankrijk die haar proteïnerijke escargots oppeuzelt voor een gezonde start van de dag. Het is ook niet zo dat ik mijn eigen ontbijt in de achtertuin bij elkaar probeer te harken. We hebben gewoon een glazen pot met heel veel (slijmerige, levende) slakken op tafel staan.

Die pot gaat waar ik ga. Dat komt doordat ik doorgaans de maaltijden met mijn peuter nuttig en hij eet niet meer als hij geen uitzicht heeft op zijn nieuwe vrienden.

Bij ons thuis wordt de tuin onder handen genomen. Manlief vond het een mooi moment om onze eigen kinderboerderij nieuw leven in te blazen. Het kippenhoekje werd ‘all over’ van gaas voorzien en de oude grasmat werd daar overheen uitgerold. Het oude konijnenhok werd opgelapt, in de dierenhoek getakeld en voorzien van twee nieuwe bewoners. Onze enig overgebleven (overlevende) kip kreeg er zonder moeite van haar kant vijf nieuwe vriendinnen bij. Twee van die nieuwe kippen zijn zo tam dat ze bijna bij je op schoot gaan zitten als je het hok in stapt. We hebben het mooi voor elkaar.

Vol trots zetten we onze peuter in de nieuwe dierenhoek. Manlief en ik staan verwachtingsvol te kijken naar de komende reactie,…

‘Wauuuuuwwwwww’
(vertedering maakt plaats voor zo’n achterlijke grijns)

‘Kijijijijijk,…..’
(we barsten uit onze voegen)

‘Een sssslllaaaaaaaaaaakkkkkkk’
(dompertje)

Dus manlief en ik hebben harige en verenrijke nieuwe vrienden. Peuter heeft er wat slijmerige maatjes bij. En die zitten binnen. In een glazen pot. Anders kan peuter niet gezellig met ze kletsen. En kunnen ze niet samen televisiekijken.

Manlief en ik hebben onze nieuwe dieren slechts nog bijnamen gegeven, maar zoonlief gaat los op echte namen. Hij blijkt dol op alliteratie te zijn: Sloompieslak, Slakkieslak, Slokjeslak en Sletjeslak,…

En elke ochtend als ik mijn koffie zet, een vers eitje haal en van mijn ontbijtje wil gaan genieten, dan worden naast mij alle slakken een voor een wakker gemaakt.

‘Goeiemorgen Slokkie, goeiemorgen Sloompie, goeiemorgen Sletje,…’