Oh, nee

Laatst vroeg iemand mij of mijn verhaaltjes al wat opleveren. Nu is niet mijn eerste doel om geld te verdienen, dus ik antwoordde in eerste instantie: ´Nee.´ Daar kwam ik een paar seconden later op terug. De verhaaltjes zijn mijn uitlaatklep, ze leveren mij energie op en ik bespaar wat op gesprekskosten van hulplijnen en andere therapeuten.

Vandaag was een dag die ik graag uitlaatklepper, want vandaag kreeg ik het allerergste telefoontje dat ik ooit heb gehad.

‘Met de doktersassistente. Je dochter, we weten niet welke, is net bij ons binnengebracht. De ambulance is onderweg en gelukkig is de dokter bij haar. We kunnen je man niet bereiken en de kinderdagverblijfleidster is nogal overstuur, kom je?’

Toch kreeg ik de leidster aan de lijn. Ik luisterde, probeerde zo snel mogelijk het schoolgebouw te verlaten waar ik werk, zocht ergens naar een autosleutel en ving ondertussen iets op van ‘eten’, ‘pannenkoek’, ‘klapte naar voren, naar achteren’, ‘ogen draaien weg’ en ‘ze proberen haar bij te brengen’.

Ik stapte de auto in en kon nog net bedenken dat ik het dorp niet uit moest scheuren omdat ik dan misschien een paar leerlingen kon raken. Toen ik op de doorgaande weg zat, heb ik al mijn snelheidsrecords gebroken. Ondertussen probeerde ik te bedenken aan welke dochter ik iets had moeten merken vanochtend. Ook kwam ik er op dat moment achter dat ik geen voorkeur heb voor één van mijn meiden. Toen bedacht ik dat ik nu ook nog maar snel een boterham naar binnen moest werken, want voorlopig kon ik vast niet eten. Pindakaas in paniek is geen succes. Ik dacht aan mijn zoon die alles moest hebben gezien en ik dacht aan manlief die nog in zalige onwetendheid verkeerde. Ik dacht aan alle afspraken die we moesten cancelen en ik dacht aan hoe ik op z’n snelst bij de huisarts kon zijn.

Nog een telefoontje: ‘Je manlief is bereikt en hij is hier, je dochter maakt een beetje geluid.’

Ik weet dat geluid meestal goed is (ik denk daar ’s nachts ook vaak anders over trouwens) en sterke papa-armen net zo. Ik ging vijftig kilometer per uur zachter rijden.

Toen ik de parkeerplaats opreed, net een in de weg staande auto vermijdend, stond daar om de hoek een ambulance, met de deuren open alsof er mensen uit gevlucht waren.

Die ambulance stond daar voor mijn dochter.

Opeens drong het echt tot mij door. Ik sprintte naar binnen, mensen met intense uitdrukkingen keken me aan, ik spurtte verder en daar zaten ze,… manlief en een schreeuwende dochter.

Ze leeft!

De eerste vraag die ik stelde, was: ‘Wie is het?’ Dat krijg je bij een eeneiige tweeling. De vraag ‘Hoe is het?’ werd zonder te stellen beantwoord. Het leek op een verstikking en ook een epileptische aanval. Later bleek het een koortsstuip. Ze was eruit gekomen en mocht gelukkig mee naar huis.

Ik keek opgelucht om mij heen en zag mensen met ogen waarin wegebbende paniek te zien was.

Het was verschrikkelijk geweest en er zijn veel mensen die het beeld van een levenloos lichaampje voorlopig niet van hun netvlies krijgen. Er zijn vandaag veel mensen die hun eigen kinderen een extra knuffel hebben gegeven.

Wat ben ik dankbaar dat er veel mensen zo goed en betrokken gehandeld hebben, wat zijn mijn kinderen rijk omringd door dappere mensen en wat ben ik rijk dat de onheilstijding niet doorzette.

(foto: ‘Kijk zussie, eet jij maar wat extra groenten.’)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *