Grenzen verkennen

Het nieuwe schooljaar is begonnen en vierentwintig paar ogen kijken mij verwachtingsvol aan. Wat gaat ze zeggen? Wat gaat ze doen? En waar ligt haar grens en hoe kunnen we die bereiken.

Tijdens de eerste les zijn de verse brugklassers opgetogen, gespannen en zijn ze er net achter gekomen dat ze nu weer de allerkleinsten zijn (dat heeft overigens meer met leeftijd te maken want ik steek echt niet meer boven de gemiddelde brugklasser uit met mijn lengte). Tijdens de eerste les luisteren ze met open mond naar mij. Ze leggen hun boeken voor Nederlands op tafel met een eerbied alsof het de Bijbel is (wat ook wel een beetje terecht is, vind ik, natuurlijk) en kijken verlangend naar het onbeschreven schriftje.

Dit was meteen het laatste positieve gevoel jegens dit schrift. Want er moet namelijk huiswerk in gemaakt worden, er moeten aantekeningen in geschreven worden en misschien nog wel het ergste: het moet tijdens het leren voor een toets weer allemaal herlezen worden (en er ligt altijd een veel aantrekkelijkere iPad naast).

Mijn stem is na twee lessen ook niet meer heel erg boeiend en ik begin na een week of drie voorspelbaar te worden. Ze schrikken in week vijf nog een keer van een onverwachte boosheid mijnerzijds en daarna sudderen we de rest van het schooljaar door.
Ik ken inmiddels het proces. Tegen de kerstvakantie denk ik: “Waarom doe ik dit?’ en tegen de zomervakantie denk ik: “Neeeeee, jullie mogen niet nu al naar een andere docent!’

Voor mijn kleuter is ook het nieuwe schooljaar begonnen. Zijn allereerste schooljaar. Ook hij lijkt opeens weer heel klein, ook hij kijkt verwachtingsvol naar de juf en alle nieuwe spullen om hem heen. Ook hij ontdekt de grenzen, van de juf, van zijn klasgenoten, van zijn kunnen en van zijn gevoel.

Het eerste kernconcept wat er op zijn school wordt behandeld, is: communicatie. En dan vooral de communicatie over gevoel. Dat je complimenten mag geven en dat je mag aangeven dat jouw gevoelsgrens is bereikt. Ook het samen bespreken van ideeën en gebeurtenissen wordt geleerd. Communiceren met het thuisfront lijkt nog iets te veel gevraagd. Van wat mijn kleuter overdag beleeft, weet ik een paar flarden dankzij social media en dankzij ouders van kinderen die wel welwillend ten opzichte van communicatie over de schooldag staan. Heel soms, als we geluk hebben, brengt de kleuter voorzichtig het pasgeleerde thuis in praktijk:

‘Houd je bek!’

Het was hem snel duidelijk dat dit aan alle kanten de grens overschreed. Toen moest ook nog even geverifieerd worden of het K** ook echt niet gebruikt mocht worden: ‘Papa? Je mag geen K** zeggen, he? Want K** is echt heel erg, he? En jij mag ook geen K** zeggen, he?”

De grenzen worden trouwens ook positief verlegd. Kleuter kan nu opeens wel zelf zijn schoenen en jas aan doen, hij telt en rekent zich rijk, hij benoemt gevoelens en heeft spijt als hij andermans gevoelsgrens heeft overschreden

Voor elke grens die je verlegt, is een beetje ‘oorlog’ nodig. Immers waar onze ieniemienies hun grenzen naar buiten verleggen, leveren wij een beetje grensgebied in. Dus wij kijken ook verwachtingsvol naar onze kinderen: wat leren ze? Wat brengen ze mee? Wat gaan ze doen? En waar ligt onze grens en hoe kunnen we die bewaken? Dat laatste is wat je noemt ‘een uitdaging’. Ik dacht na een half leven dat ik mijn grenzen wel kende, maar door mijn mini-versies weet ik inmiddels dat de grenzen van mijn ideaalplaatje kilometers binnen de daadwerkelijke grenzen liggen.

En die grens die ik altijd zo goed zou bewaken? Mijn ijzeren gordijn, mijn uitdrukkingsloze wachters en mijn consequente controle,…..
Een dun elastiekje hangt er,… mijn ieniemienies springen er touwtje mee,…. En die wachters? Die kijken lachend toe.