School aan, vlag uit

Kleuter is vandaag voor het eerst na de zomervakantie weer naar school. Ik zie op social media huilende moeders of moeders die met een groot glas wijn onder de gestreken vlag staan.

Ik hang daar een beetje tussenin. Geen tranen, geen wijn, geen vlag,… nou ja, misschien wel zo’n vlaggetje op een prikker.

Het betekent aan de ene kant dat het ‘wekkerzetten’, broodjes smeren, fruit hakken, melkgieten, ranja lengen, kleren klaarleggen, gymschoenen zoeken, kleuter opjagen, ontbijtrecords vestigen, kleuter vastsnoeren, zo snel mogelijk vergeten item pakken, parkeren, kleuter in toom houden op het schoolplein, afwachten hoe de afscheidsceremonie verloopt die dag, snelwandelen de school uit en dooooorrrrr,…. weer begint.

Het betekent aan de andere kant dat het thuis een stuk rustiger is doordat de kleuter even uit de groepsdynamiek is. Ik kom aan het huishouden toe, ik hoor 33 procent minder ‘mamamamamamamaaaaaaaamaaaaaaaaa‘ en ik heb een kontje minder om speelgoed achter op te ruimen.

Maar wat ik het allerfijnste vind, is dat ik weer een beetje meetel. De sportclubjes, collega’s, appgroepjes, deurbel en social media gaan weer ‘aan’.

Ik heb momenteel weinig tijd voor vrienden doordat we zo flexibel als een houten deur zijn in tijden en lokaties. Als we dan eindelijk een afspraak hebben, blijft het meestal bij een heuse ‘meet & greet‘. We kussen hallo, we bekijken hoe we achter onze kinderen aanrennen en vooral hoe we omgaan met kleine conflicten en ander leed en we kussen gedag. Als we thuis zijn, dan kan je altijd een appje van mij verwachten met alles wat ik had willen vertellen.

In vakanties lijkt er ook nog eens soort code te zijn die ik nog niet helemaal snap: we storen een ander niet, in de vakantie zijn we geen vrienden, collega’s of sportgenoten.

Kom maar door, laat mij maar ‘lekker druk’ zijn met berichtjes. Op die manier kan ik ten minste nog een beetje ‘social’ doen.

Mensen die klagen dat ze helemaal gek worden van alle appgroepjes vind ik net zo pedant klinken als mensen die zeggen dat ze echt superveel zin hebben in een ordinaire frikadel na al dat luxe eten in de vakantie.

Gelukkig bracht ik dus vanochtend kleuter weer naar school (hij had er zelf ook weer zin in) en gelukkig gaat ‘social’ weer aan.

Toch de vlag maar uithangen,….

 

Sluitertijd

Vroeger, toen ik het ouderschap alleen nog kende vanuit het perspectief van een kind, dacht ik dat het hebben van een gezin louter  uitbreiding van gezelligheid en familie zou zijn. Ik kende gezinsfoto’s uit de Libelle en Margriet en ik zag buiten mijn eigen huis ook alleen maar gezinnen waarbij alles op rolletjes liep.

Nu ben ik onderweg naar volwassenheid iets minder naïef geworden maar de plaatjes van hoe een gezin eruit hoort te zien, ben ik niet vergeten.

Soms waag ik mij in mijn uppie met drie kinderen in een winkel, speeltuin, kapper of gelijksoortige jungle en dan krijg ik soms te horen: ‘Je hebt het allemaal goed in de hand.’ Mijn antwoord is dan meestal in de trant van: ‘Ik ben blij dat je er intrapt want daar is veel voorbereiding voor nodig,..’

Heel af en toe heb ik het op orde. Als we aangekondigd bezoek krijgen dan ben ik best lang bezig om er een ‘Libelle-plaatje’ van te maken en voor heel eventjes lukt dat. Als de deurbel gaat, trap ik onderweg naar de deur nog wat zaken onder bank en ik ren ook vaak genoeg nog even snel met een billendoekje, mouw of snoetepoetser langs een vies plekje op weg naar de deur.

Ik heb mij desondanks best vaak ongelukkig gevoeld omdat ik niet bij machte was aan het ‘Libelle-plaatje’ te voldoen. De plaatjes rijmden namelijk nogal niet met de werkelijkheid.

Kindertjes zitten met hun bakje fruit aan tafel gezellig te kletsen.

Werkelijkheid:         Kindertjes rennen van de tafel weg met bakje half  afgekloven appeltjes dat ze midden in de kamer omkeren met de mededeling dat het fruit op is.

Iemand belt aan en tuurt door het voordeurraampje en ziet heerlijk knutselende kinderen.

Werkelijkheid:             Iemand belt aan en ziet door het voordeurraampje drie kindertjes die om hun mama heen staan en een heftige discussie voeren of mama aan het plassen of poepen is.

Een hippe mama met stralend witte kleren, dikke bos haar, prachtig decolleté en dito figuur.

Werkelijkheid:    Een wannabe hippe mama met minstens één vlek op haar kleren, een kind dat de kleren uit model trekt, een decolleté dat bestaat uit opgerolde, failliet verklaarde melkfabrieken in een push up-bh, een figuur dat met een degelijke onderbroek een beetje in toom wordt gehouden en uitgevallen (nest)haar dat niet meer terugkomt. (Inmiddels is mij verteld dat de ‘mama’s’  van het Libelle-plaatje over het algemeen nog geen enkel kind op de wereld hebben gezet.)

Kinderen die met een hemels blik naar de groenten in de supermarkt kijken.

Werkelijkheid:    Kleuter racet en botst met zijn miniboodschappenkar tegen alles en iedereen aan. Tweeling peuters sleuren van twee kanten alles hun buggy binnen, we komen lastig langs het schap met de ijsjes en het schap met het snoep vermijd ik al. Speelgoed heeft een grotere aantrekkingskracht dan groenten en er wordt door de kleuter luid en duidelijk verkondigd dat hij nooooooooiiiiit wat krijgt en dat hij bovendien net een hele dikke oma met een dikke billen en een vieze pukkel bij de onderbroeken zag staan (en dan vertel ik nu nog niet welke andere lichaamsdelen worden besproken).

Mama zit gezellig met alle kindertjes op de bank en leest een boekje voor. Kindertjes zitten aandachtig te luisteren.

Werkelijkheid:    Peuter 1 komt met een boekje aanzetten. Mama gaat met die peuter op de bank zitten om het boekje voor te lezen. Peuter 2 springt er naast op de bank en wil het boekje ook nader inspecteren dus trekt het uit mama’s handen. Mama kan dus niet meer verder lezen en peuter 1 is over haar toeren omdat het voorleesfeest is opgehouden. Kleuter vindt zichzelf eigenlijk te groot voor het verhaal maar schaart zich toch in de buurt om niks te hoeven missen. Kleuter wordt ook boos als peuter 2 het boek wegtrekt en gooit wat hij op dat moment in zijn handen heeft richting zus. Mama zit op boekloos op de bank en ergens binnen een straal van een meter zitten, hangen of staan drie blèrende kindertjes.

Keurig geklede kindertjes in een keurig opgeruimde en goed gestylde huiskamer.

Werkelijkheid:    Kleuter heeft z’n broek uitgetrokken want hij wil even in z’n blote billen rennen. Peutermeisjes zagen er eventjes schattig uit met hun staartjes en jurkjes maar hebben inmiddels hun elastiekjes uitgetrokken waardoor ze een coupe met twee rechtopstaande plukken hebben. Bovendien hebben ze het altijd binnen vijf minuten voor elkaar om een vlek of gat te maken. Dit alles rent, schopt en vliegt door een kamer met een ratjetoe van stijlen. Ik ren daar dan weer hard achteraan om zoveel mogelijk terug in zakken en bakken te gooien.

 Er zit een gezin aan tafel voor het avondeten. Iedereen smult van zijn eigen bord en we zien geanimeerde gesprekken.

Werkelijkheid:    Manlief en ik schuiven zo snel mogelijk ons eten naar binnen (binnen is immers binnen) en commanderen de kleuter hoeveel happen hij moet nemen voordat hij zijn toetje heeft verdiend en proberen de schade van rondvliegende eten en soms zelfs borden van de peuters te beperken en het spul daarnaast nog tafelmanieren bij te brengen. Ondertussen proberen manlief en ik elkaar nog wat dagelijkse dingen te vertellen, maar een verhaal komt nooit meer tot de clou. Gezellige schoolverhalen van kleuter krijgen wij ook niet, want hij weigert iets te vertellen over zijn dag (what happens at school, stays at school).

Dat neemt niet weg dat we heel leuke momenten hebben met ons prachtige en gezonde gezin. Het leven bestaat alleen niet uit de illusie van de ‘Libelle-plaatjes’ en is al helemaal niet zo geluidloos als het plaatje.

Toch zijn er momentjes die voldoen aan het perfecte plaatje en daar maak ik dan een ‘mental picture’ van voor in het gezinsalbum in mijn hoofd.

Perfectie duurt zo lang als sluitertijd

een, twee in de maat

Een, twee in de maat,
anders wordt de juffrouw kwaad.
Maar de juffrouw wordt niet kwaad,
want zij is van prikkeldraad.

Afgelopen week vond de avondvierdaagse plaats in ons pittoreske dorp. Het is voor onze kleuter het eerste jaar op school en zijn moeder vindt dat hij ook meteen aan alle geneugten van het schoolse leven mee moet doen.

Een kwart
Veel te vroeg, na thuis van tafel te zijn weggerend en manlief met peuters te hebben achtergelaten, staan we bij de verzamelplaats. Moeders heeft een kinderrugzak op met  daarin allerlei versnaperingen, pakjes en flesjes. Voor de zekerheid heb ik er ook maar een paraplu, zakdoekjes en een reserveonderbroek ingestopt. Vol verwachting op basis van mijn eigen avondvierdaagse en de Nijmeegse vierdaagse sta ik te wachten op de drommen mensen.

Voor de drie kilometer blijkt zich vooral de ‘wieltjespopulatie’ te hebben ingeschreven. Buggy’s, rolstoelers, duwers en een paar losse kleuters.

Met ons twintigen gingen we van start.

Kleuter zag het nut er niet zo van in en vond na honderd meter dat ie moe was. Hij vroeg om de vijf seconden of hij gedragen mocht worden. Hij moest plassen, poepen, had thuis dringende zaken te doen en vond het niet erg om als allerlaatste in de rij te sjokken.

Na de eerste kilometer begonnen andere kleuters snoep uit te delen. Toen werd het interessant. Opeens wilde kleuter wel doorstappen want als je voorop loopt, ontvang je als eerste snoep.

Na enige uitingen van stress mijnerzijds was ik na drie hele lange kilometers trots op mijn kleuter. We leverden ons stempelkaartje in onder begeleiding van een klein knalletje.

Dat bleek helaas iemands blik tegen mijn blik te zijn. Na een sprintje achter een auto aan, kon ik de gegevens opnemen. In mijn ooghoek zag ik dat de suikers hun werk gingen doen in het lijfje van mijn kleuter. Ik probeerde een serieus gesprek te voeren maar stond in de aanslag om mijn kleuter van de kerktoren af te plukken.

Een helft
De tweede dag racete ik vanaf mijn werk naar het kinderdagverblijf om alle kinderen daar vandaan te plukken. Vanuit de auto konden we meteen aanschuiven aan tafel, manlief had alles al lekker klaarstaan. Het tafereel herhaalde zich weer: vlug eten, wandelschoenen aan, rugzak op, kind wil niet plassen, toch laten plassen, in de auto, stempelkaartje, rennen,… oh nee, wandelen.

Deze avond vond de kleuter het al interessanter. Snoep, laat naar bed en een medaille in het vooruitzicht.

Thuis moest ie in een recordtempo naar bed want ‘de aanrijder’ kwam om de formulieren te ondertekenen.

Driekwart
Het ritueel begon een beetje te wennen. Dit keer aten we nog vroeger, want oma moest ook nog op de trein gezet worden: eten, schoenen, auto, trein, auto, schoolplein, en rennen maar weer. We moesten nu echt een beetje rennen, want we moesten papa aflossen thuis. Ik had deze dag eindelijk tijd gevonden om ook een uitdeelzak te kopen. Meer moeders hebben op dag drie blijkbaar iets meer tijd over, want op elke straathoek liep een kleuter trots uit te delen.

Uitgelopen
Een herhaling van zetten om enigszins gestrest weer op de verzamelplaats aan te komen. Dit was de grote avond van de medaille. We vetrokken niet anders dan anders maar maakten een tussenstop bij de plaatselijke voetbalclub. Hier verzamelden alle ‘kilometers’ zich en zouden we muzikaal begeleid worden naar het eindpunt. Een lieve collega wachtte ons op met bloemen. In optocht gingen we weer terug naar het schoolplein waar ook manlief als verrassing stond te wachten.

Daar was ie eindelijk: de medaille.

Afterparty

<vloek> iedereen heeft z’n medaille om in de klas,…. behalve mijn kleuter.

Een, twee, zes negen, alles uit de maat,
nu was dus de juffrouw kwaad.
De juffrouw voor de mooie momenten dankbaar,
maar zij is  nu ook heel erg prikkelbaar.

 

Volgend jaar gaan we overigens weer gewoon meedoen!

In blijde verwachting

Toen ik voor het eerst in blijde verwachting was, stond niet alleen mijn buik bol van de blijde verwachtingen. Ik had nogal wat verwachtingen van het moederschap. Een grote roze wolk vol met moederliefde, leuke uitjes, tafels vol met voedzame doch heerlijke maaltijden in een prachtig gestylde, opgeruimde huiskamer, gezellige conversaties, perfect kalme kindjes, puzzels en spelletjes.

Ik streef het nu vijf jaar na.

Maar tegen alle blijde verwachting in, lijkt dat niet zo te lukken. Het enige wat ik geleerd heb is dat de grootste teleurstellingen worden veroorzaakt door verwachtingen die je te lang koestert.

Ik startte het moederschap met mijn hoofd ergens in een wolk die niet bepaald roze was. Er zit altijd wel een kind niet lekker in zijn of haar hummetje, minstens een van de kinderen verwacht iets van mij ‘meteen en ook nu’. Uitjes zijn lastig met een driespan waarvan er eigenlijk altijd minstens eentje wat heeft, de tafel staat meestal wel vol met heerlijke maaltijden maar daaromheen staat geen huiskamer die zo uit de VT Wonen komt en over de rust en gemoedelijkheid aan tafel houd ik helemaal maar mijn mond.

Afgelopen nacht verwachtte ik dat de verkoudheid van een van de tweeling niet zou leiden tot een hopeloze nacht. Ook die verwachting kwam niet uit. En na zo’n nacht volgt een dag waarop ik vooral vlucht in vloeken en (vr)eten. (Ik laat God en de zijnen met rust hoor, ik vloek in lichaamsdelen en wat je daar eventueel mee zou kunnen doen.) Ik verwacht vandaag dat mijn kleuter de hele dag muisstil speelt en dat de tweeling uitslaapt om vervolgens na een gezellig onderonsje beneden weer zoet verder te slapen.

De huidige stand van zaken:

Een onaangeklede kleuter die een spelletje op de iPad speelt waarbij alleen ik alleen maar hoor: ‘Ah jammer’, ‘Goed zo’, ‘Zal ik je helpen?’ Om zijn gedachten te verzetten praat hij tussendoor over lichaamsdelen waarmee ik dan soms vloek. Verder rent ie voor de nodige beweging af en toe stampend door de kamer.

Een tweeling die in bed ligt en voor de derde keer hun slaapzakjes heeft opengeritst. Ze hebben de grootste lol met het overgooien van knuffels. Af en toe valt er een knuffel voordat ie het doel heeft bereikt en dan stiefel ik naar boven om de peuters weer te voorzien van alle spullen en hun beentjes weer welterusten te wensen en in de slaapzak te verstoppen.

Een moeder die met ietwat vettige haren en mascara op alles behalve haar wimpers een verhaaltje wil typen omdat dat haar ontspant, maar die afgeleid wordt door allerlei zaken en vooral pijn heeft in haar wenkbrauwspieren die van het chagrijn door het slaapgebrek in standje V staan.

En een hond die hoopvol blaft naar iedereen die voorbijkomt: ‘Mag ik met jou mee? Pleeeaaasssseee?’

De verwachtingen voor deze dag waren verder een leuk uitje en zwemles. Ik verwacht dat het laatste wel gaat lukken. Kleuter houdt het bijna niet meer van de zin in zwemmen:

‘Moeten we nog ‘ver – wachten’?’

Opvoeden in december

Luisterpiet is alweer naar Spanje (hij wel) en het is fijn dat hij Sinterklaas meegenomen heeft, maar jammer dat ik zijn functie niet meer in kan zetten als chantagemiddel. Het is zo makkelijk als kleuter een opvoedkundig advies negeert om dan alleen maar te hoeven zeggen: ‘Ik denk dat Luisterpiet mij wél gehoord heeft hoor,…’

Natuurlijk chanteer ik de rest van het jaar helemaal niet tijdens het opvoeden. Kleuter krijgt gewoon geen toetje als zijn groente op zijn bord blijven liggen, hij hoeft pas naar bed als hij heel behoedzaam met zijn speelgoed heeft gespeeld en hij mag altijd mee met leuke uitjes nadat hij zich zeurloos heeft aangekleed.
En vooral in december gaat deze verder chantageloze opvoeding heel soepel. De basisschool staakt, mijn weerstand staakt, mijn energie stagneert terwijl het energieniveau van mijn drietal stijgt en iedereens agenda zit boordevol, ook die van mijn kleuter en dreumesen.

Alles moet in december.

En in dat woordje ‘moet’ zit ‘moe’. Dat moe begint nu door te sijpelen in mijn functioneren. Denken, creativiteit en fijn motorische vaardigheden zwakken momenteel wat af. Zo moesten we laatst de hapjes doorgeven die onze kleuter mee gaat nemen naar het kerstdiner op school. Ik stond met een hele bende moeders om de intekenlijst heen. De ene moeder na de andere moeder pende een exquise gerecht neer. Ik wil natuurlijk ook dat mijn kind de blits maakt en dat iedereen ziet wat voor een geweldige alleskunnende moeder ik ben. Dus ik schreef op:

Aardappelpuree

Later bedacht ik dat ik mijn kleuter daar niet mee kan chanteren. ‘Als je nu niet luistert, maakt mama ook geen aardappelpuree’, klinkt minder overtuigend dan: ‘anders maakt mama ook geen zalmwraps met ingelegde trostomaatjes op een bedje van verse veldsla in de vorm van een blauwspar.’
Gisteren vroeg mijn kleuter of de kerstman bestaat. Om sinterklaastaferelen te voorkomen (ellelange verlanglijstjes, stapels cadeaus, maar veel ook net niet helemaal volgens de voorgeschreven wensenlijst) neigde ik naar antwoordmogelijkheid ‘nee’. Toen schoot me te binnen dat de kerstman best wel eens luisterelfjes zou kunnen hebben,…
Vanaf nu tot Kerst, worden de haartjes weer zonder morren gewassen, wordt er niet voor het eten gesnoept en niet hard gegild, zijn de bekers weer leeg en de groente op.

Lang leve december!

(en de opvoedstijl die waarvan ik van tevoren niet had gedacht dat ie het beste bij mij blijkt te passen,… )

Advies

Op weg naar het kinderdagverblijf en de BSO geef ik mezelf een denkbeeldig schouderklopje want ik ben voor mijn doen erg op tijd. Om vijf over vijf stop ik voor de deur van ons dorpshuis dat ook onderdak biedt aan de opvang. Voor de deur staan een paar buurvrouwen op leeftijd.

´Hey buuf, want brengt jou naar het dorpshuis?’
‘Ik kom mijn meute ophalen.’
Ze kijken met een schuin oog naar de kerkklok.
‘Zo laat nog?”
‘Uhm, ja, nou ja, ik moet ook werken, dus, ja, wel een beetje laat ja,…’

Met een schuldcomplex dat zwaar op mijn schouders drukt, kom ik de opvang binnen. Mijn tweeling zit gezellig sap te drinken aan de grote tafel en mijn zoon doet iets met een zwaard en schiet zwaar in de stress doordat ik er al ben.

‘Drinken jouw kinderen sap dan?’
‘Je laat ze toch wel af en toe iets drinken met suiker? Ze moeten hun bouwsteentjes toch ergens van maken.’

De dag erna loop ik door de stad met mijn tweeling in de buggy. Op een of andere manier vinden mensen het altijd zeer noodzakelijk om een praatje met mij te beginnen. Dit vind ik meestal leuk, want ik ben natuurlijk apetrots op het gespreksonderwerp. Na drie minuten heb ik de volgende opmerkingen al te pakken:

‘Goh, je kleedt ze hetzelfde. Dan benadruk je hun eigen identiteit niet echt, he?’
Of (op een andere dag wanneer ik niet al te lui met aankleden was en ze niet hetzelfde aanhebben)
‘Goh, kleed je ze niet hetzelfde? Dat is toch juist leuk bij een identieke tweeling?’

‘Ahwww, een tweeling. Gezellig, altijd met z’n tweeën.’
Of (ze zijn nog geen anderhalf)
‘Ahwww, een tweeling, wel belangrijk dat je af en toe een-op-een tijd met ze hebt hoor.’

‘Je kleedt ze wel warm, he?’
Of
‘Oh jee, hebben ze het niet een beetje koud?’

Als ik dan weer thuis ben, dan is het meestal tijd voor hun middagslaapje.

Ik bij mijn eerste kind:
‘Echt? Hem laten huilen? Nou, dat kan ik niet over mijn hart verkrijgen hoor. Een kind huilt niet voor niets.’

Ik bij mijn tweede en derde kind:
‘Nou, ik controleer natuurlijk wel of er echt niets aan de hand is, maar dan loop ik toch bij ze weg. Dan ga ik een wasje vouwen ofzo. Als ze na tien minuten nog huilen, dan ga ik nog wel eventjes kijken. Ik hoor het heus wel als er echt iets aan de hand is.’

’s Avonds komt de oppas. Die durf ik eigenlijk alleen nog maar in te schakelen bij werkgerelateerde zaken. Nou ja, okay, ook tijdens dat ene uurtje dat ik ga sporten.

‘Goh, drie dagen BSO? En dan ook nog af en toe een oppas?’
‘Goed hoor, dat je werkt, dan blijf je een beetje in de maatschappij.’
‘Zo mis je wel heel veel van je kinderen, he? Lijkt me niks als de oppas het eerste stapje ziet.’
‘Je kan je niet echt inzetten voor de school als je werkt.’

Vanaf de allereerste positieve zwangerschapstest heb ik advies ontvangen. Soms gevraagd maar meestal ongevraagd. Iedereen schijnt ook een mening te willen uiten over hoe ik het moederschap aanpak. Ik heb mij nog nooit zo onzeker gevoeld als in deze jaren. Ik heb mezelf voorgenomen om alleen nog maar gevraagd advies te geven, mijn eigen gevoel te vertellen, maar niet verslag te doen van andermans doen en laten.

Op weg naar het kinderdag’verdrijf’ en de BSO baal ik er meestal van dat ik mijn werk nog niet af heb, dat mijn huishouden ontploft is en ben ik bang dat mijn kroost lastig is geweest. Ik voel me altijd te kort schieten. Dus dat ene complimentje dat ik mezelf gunde,….

Niet mijn feestje

De elfde van de elfde, het feest van sint Maarten, de start van carnaval en de verjaardag van mijn vader. Het zijn feestjes die ik niet (meer) vier. Maar elke dag is een feestje waard, want ik heb (bijna) alles waar ik vroeger van droomde.

Ik heb een baan waarin ik mijn ei kwijt kan en waar ik enorm veel plezier aan beleef, ik heb een huis, meerdere bomen, meerdere beestjes, vrienden en last but zeker not least, ik heb mijn manlief en drie van gezondheid blakende, lieve kinderen.

Wat ik vroeger niet bij deze droom gedroomd heb, is dat je met al die rijkdom ontzettend veel tijd kwijt bent. En dat je je daardoor op alle fronten met heel veel geduld moet haasten.

Dat uitvoeren van die ontzettend leuke baan, dat lukt praktisch nog wel. Op de werkdagochtenden racen we via slaapkamer, badkamer en keuken naar de autozitjes en chauffeur ik kleuterlief naar school, tweeling naar het kinderdagverblijf en mezelf naar mijn werk. Daar sta ik, als alles meezit, drie minuten voor het startsein bij de koffieautomaat.

Mijn huis, mooier zelfs dan in mijn dromen, is solide maar houdt zich niet zelf schoon. Nu doe ik mijn best, maar waar ik vroeger met een emmer schoonmaakmiddelen door het huis racete, durf ik nu alleen met een vochtig doekje hier en daar wat af te nemen. Ik heb geen acute schoonmaakmiddelfobie maar wel twee dreumesen die alles oraal verkennen. De stofzuiger wordt aangeduwd en tegengehouden door diezelfde dreumesen waardoor we in een soort file door het huis schuifelen.

En dan die tuin, met bijbehorende bomen en beestjes, die vergt nogal wat onderhoud. Nu hebben we het geluk dat zich daar iemand anders om bekommert. Om dat zo te houden moet ik wel blijven werken, dus het kost indirect toch weer tijd.

En vrienden: momenteel droom ik vooral over ze, want feestjes vieren we weinig samen. Als ik dan eindelijk de moed heb opgevat om de was de was te laten, goedbedoeld advies te incasseren, iedereen in te pakken en op pad te gaan, ben ik niet de meest spraakzame persoon. Ik ben of achter drie kinderen aan aan het rennen of ik zit stil te genieten van dat ik even niks moet. En dan moet dat bezoek ook nog eens tussen fruithap, goddelijk lange middagdut en ‘met de pot mee-eten’ door gepland worden. Daarnaast waren wij wat laat met de kinders, dus niemand is meer ingesteld op alleseters met plakvingers. Tel daar mijn remmende rij-angst bij op en dan snap je dat ik niet erg ver kom.

Ik vier tegenwoordig feestjes in eigen huis en tuin, met manlief, een kleuter en twee dreumesen tijdens hele lange weekenden. Het feest begint om zeven uur ’s ochtends, we dansen op ‘klap eens in je handjes’, we snacken rijstwafeltjes en drinken ons dronken aan de ranja.

Omdat elke dag een feestje waard is. Zeker de elfde van de elfde.

Herfstvakantie

´Gelukkig heb ik binnenkort herfstvakantie´

´Die eerste schoolperiode levert best veel nakijkwerk op, maar gelukkig heb ik binnenkort herfstvakantie, dan kan ik al mijn schoolwerk inhalen.´

´Het huis heeft best veel achterstallig huishoudelijk werk, dat is een mooie klus voor in de herfstvakantie.´

´Oh ja, ik kan gelukkig binnenkort alle kleren van de kinderen uitzoeken, de tweeling kan je namelijk zien groeien en ze knappen zowat uit hun kleren.´

´Als ik dan die kleertjes heb uitgezocht, dan heb ik ook lekker de tijd om een nieuwe garderobe voor de kinderen, en voor mezelf, bij elkaar te winkelen.´

´Onze tuin en beestenhokken moeten nu echt wel winterklaar gemaakt worden.´

De herfstvakantie is begonnen en ik probeer in elk vrij moment mijn stapel nakijkwerk weg te werken. Daar heb ik minstens een slapende tweeling en een rustige kleuter voor nodig. Dat geldt niet alleen voor nakijken maar eigenlijk voor alles op mijn ellelange to-dolijst. Dat slapen gebeurt ongeveer tussen twee en vier uur ’s middags en tussen zeven uur ’s avonds en zeven uur ’s morgens, als we heel veel geluk hebben. Die uren heb ik ook nodig om de dagelijkse chaos weg te werken die we in de wakkere uren veroorzaken.

Kleuter is deze week naar school want onze vakanties zijn gespreid. De tweeling is lekker thuis, behalve op dinsdag en donderdag, want ik laat mooi de opvangdagen doorgaan.

Tussen het zorgen, spelen, wassen, drogen en strijken door, is het mij gelukt om de kinderkledingkasten uit te mesten. De tweeling hielp goed mee: ze trokken alles al voor mij uit de kast. Nu dit punt op mijn to-dolijst is getackeld, vind ik het ook tijd voor winkelen. Aangezien ik mijn slag wil slaan in zo’n heel grote voordelige winkel en deze winkel niet om de hoek is, besluiten manlief en ik er ‘een dagje’ van te maken. Een ‘dinsdagje’: winkelen, uitgebreid lunchen en even voelen wat je voor het kindertijdperk voelde. De buit heb ik daarna meteen ontlabeld, gewassen, gevouwen en in de kast gelegd. Deze vrije dag is goed én leuk besteed!

De vakantieweek leek mij ook een uitgelezen moment om mijn sociale contacten te onderhouden. Ook waren we uitgenodigd voor een huwelijksfeest. Al mijn avonden waren dus efficiënt gevuld. Ook de sociale contacten van de peuter werden deze week onderhouden, want mama heeft immers herfstvakantie. Elke vrije middag komt er dus gezellig iemand spelen bij ons thuis.

Op mijn vrije donderdag worstel ik mij door de resterende stapel nakijkwerk.

En de rest van de week gaat het leven gewoon z’n gangetje. Aan het einde van mijn herfstvakantie is er weinig minder troep in huis, ziet de tuin er nog hetzelfde uit, de beesten zitten nog met hun pootjes in de modder, de zolder is nog voller (ik heb er de te kleine kleertjes aan toegevoegd), de vakjes in mijn bureau zitten nog steeds overvol en mijn gedownloade boeken staan nog steeds niet op mijn e-reader.

Gelukkig is het eigenlijk ook weer zo kerstvakantie.

Grenzen verkennen

Het nieuwe schooljaar is begonnen en vierentwintig paar ogen kijken mij verwachtingsvol aan. Wat gaat ze zeggen? Wat gaat ze doen? En waar ligt haar grens en hoe kunnen we die bereiken.

Tijdens de eerste les zijn de verse brugklassers opgetogen, gespannen en zijn ze er net achter gekomen dat ze nu weer de allerkleinsten zijn (dat heeft overigens meer met leeftijd te maken want ik steek echt niet meer boven de gemiddelde brugklasser uit met mijn lengte). Tijdens de eerste les luisteren ze met open mond naar mij. Ze leggen hun boeken voor Nederlands op tafel met een eerbied alsof het de Bijbel is (wat ook wel een beetje terecht is, vind ik, natuurlijk) en kijken verlangend naar het onbeschreven schriftje.

Dit was meteen het laatste positieve gevoel jegens dit schrift. Want er moet namelijk huiswerk in gemaakt worden, er moeten aantekeningen in geschreven worden en misschien nog wel het ergste: het moet tijdens het leren voor een toets weer allemaal herlezen worden (en er ligt altijd een veel aantrekkelijkere iPad naast).

Mijn stem is na twee lessen ook niet meer heel erg boeiend en ik begin na een week of drie voorspelbaar te worden. Ze schrikken in week vijf nog een keer van een onverwachte boosheid mijnerzijds en daarna sudderen we de rest van het schooljaar door.
Ik ken inmiddels het proces. Tegen de kerstvakantie denk ik: “Waarom doe ik dit?’ en tegen de zomervakantie denk ik: “Neeeeee, jullie mogen niet nu al naar een andere docent!’

Voor mijn kleuter is ook het nieuwe schooljaar begonnen. Zijn allereerste schooljaar. Ook hij lijkt opeens weer heel klein, ook hij kijkt verwachtingsvol naar de juf en alle nieuwe spullen om hem heen. Ook hij ontdekt de grenzen, van de juf, van zijn klasgenoten, van zijn kunnen en van zijn gevoel.

Het eerste kernconcept wat er op zijn school wordt behandeld, is: communicatie. En dan vooral de communicatie over gevoel. Dat je complimenten mag geven en dat je mag aangeven dat jouw gevoelsgrens is bereikt. Ook het samen bespreken van ideeën en gebeurtenissen wordt geleerd. Communiceren met het thuisfront lijkt nog iets te veel gevraagd. Van wat mijn kleuter overdag beleeft, weet ik een paar flarden dankzij social media en dankzij ouders van kinderen die wel welwillend ten opzichte van communicatie over de schooldag staan. Heel soms, als we geluk hebben, brengt de kleuter voorzichtig het pasgeleerde thuis in praktijk:

‘Houd je bek!’

Het was hem snel duidelijk dat dit aan alle kanten de grens overschreed. Toen moest ook nog even geverifieerd worden of het K** ook echt niet gebruikt mocht worden: ‘Papa? Je mag geen K** zeggen, he? Want K** is echt heel erg, he? En jij mag ook geen K** zeggen, he?”

De grenzen worden trouwens ook positief verlegd. Kleuter kan nu opeens wel zelf zijn schoenen en jas aan doen, hij telt en rekent zich rijk, hij benoemt gevoelens en heeft spijt als hij andermans gevoelsgrens heeft overschreden

Voor elke grens die je verlegt, is een beetje ‘oorlog’ nodig. Immers waar onze ieniemienies hun grenzen naar buiten verleggen, leveren wij een beetje grensgebied in. Dus wij kijken ook verwachtingsvol naar onze kinderen: wat leren ze? Wat brengen ze mee? Wat gaan ze doen? En waar ligt onze grens en hoe kunnen we die bewaken? Dat laatste is wat je noemt ‘een uitdaging’. Ik dacht na een half leven dat ik mijn grenzen wel kende, maar door mijn mini-versies weet ik inmiddels dat de grenzen van mijn ideaalplaatje kilometers binnen de daadwerkelijke grenzen liggen.

En die grens die ik altijd zo goed zou bewaken? Mijn ijzeren gordijn, mijn uitdrukkingsloze wachters en mijn consequente controle,…..
Een dun elastiekje hangt er,… mijn ieniemienies springen er touwtje mee,…. En die wachters? Die kijken lachend toe.

Buiten eten

Gisteren heeft de kapper mijn uitgroei weggewerkt, dus dat betekent dat het vakantie is. Vandaag is het mooi weer: zonnetje, droog en niet te warm. We kunnen dus heerlijk naar buiten. We hebben een zeer geschikte tuin voor het buitenleven en ook nog eens het geluk dat ie ingericht is met allerlei leukigheden voor kinderen.

Dus ik begin ’s ochtends het buitenleven voor te bereiden. Ik check of het gras niet te zompig is, droog wat speeltoestellen af, leg alle kussens op de buitenmeubels, ik win uiteindelijk het gevecht met de parasol(hoes), zet het UV-filter-kindertentje op, leg wat babyspeelgoed op het gras, zorg voor schaduwplekjes, check of er niks dodelijks (bijvoorbeeld een druif ofzo) op het terras ligt, smeer alle kindjes goed in (als ze nog in hun nakie zijn, want anders mis je die nare randjes), check of alle hekjes en poorten dicht zijn en verplaats mezelf en drie kinderen naar buiten. We doen een rondje ranja en fruit en en passant peuzelen we een boterhammetje op.

Ik heb zowaar de smaak te pakken en ’s avonds lijkt het me leuk om buiten te eten. De eettafel die het meest in de schaduw staat, staat achterin de tuin. We slepen dienbladen vol bestek, borden, drinken en andere toebehoren naar die picknicktafel. Ik schuif de tripptrapps voor de tweeling ook gezellig aan. Het was een foto waard. De hele familie aan tafel, buiten, in een prachtige tuin met dito weer.

´Zal ik even een foto maken? Oh nee, m’n telefoon ligt nog binnen, laat maar.’

‘Mama, ik wil appelmoes bij mijn eten.’ Ik loop naar binnen om appelmoes te pakken. ‘Mama, daar hoort toch ook een lepel bij?’ ‘Ja, normaal wel, maar we schenken het wel even uit het potje.’

<Vliegen>

‘Misschien zijn de worstjes lekkerder met saus.’ Ik klepper naar binnen voor de saus en merk dat mijn nieuwe slippers eigenlijk best wel pijn doen.

‘Mama, mag ik naar binnen, want er vliegen hier allemaal beesten mijn eten in.’ ‘Nee, schatje, we zitten gezellig buiten.’ ‘Mama, ik vind het helemaal niet gezellig buiten.’ ´We proberen het toch. Het went vast wel.´

<Een wesp>

Er lopen buren over de dijk achter onze tuin. Dat vind ik persoonlijk wel gezellig, dus we zwaaien en roepen naar elkaar of het allemaal goed gaat. Onze keffer wil dat contact echter wat intensiveren en rent de dijk op, keft naar de buren en alles wat ie nog meer tegenkomt en moet weer terug de tuin ingelokt worden.

Ik heb m’n eten bijna op wanneer de tweeling te veel in de zon komt te zitten. Eerst maar even de stoelen verplaatsen. Wat sap voor ze inschenken en weer verder <nog veel meer wespen> eten.

Na het eten ruimen we in ploegendienst de tafel af. ’s Avonds, als de kinderen in bed liggen, ruimen we het speelgoed in de kamer en in de tuin op. Het is dat mijn haar net weer geblondeerd is,…..

Dorpsfeest

´Val Kérreneval loat bai jullie, deez joar?’, vroeg iemand nadat ik een foto van mijn drie kleine girafjes gedeeld had op Facebook.

Het is juni, de tijd van de school- en volksfeesten, zoals een goede Oranjegezinde gemeente betaamt. Ons pittoreske, Achterhoekse dorpje staat in het weekend van Vaderdag altijd op z’n kop. Er komt een grote feesttent, de kermis wordt opgebouwd (draaimolen, botsauto’s, ‘de draaibank’ en touwtje trekken), de foodtrucks rukken uit (frietjes, kibbeling, ijsjes en suikerspinnen) en de straten worden versierd.

Op vrijdagmiddag begint het feest met de kinderoptocht en stoelendans. Het kinderdagverblijf had de bolderkar veranderd in een jungle en de kindertjes speelden wilde beesten. ‘Wij feesten als beesten’ was de leus. Mijn oudste girafje keek de hele optocht bedeesd om zich heen en mijn babygirafjes feestten in hun slaap. Desalniettemin wonnen ze de tweede prijs!

Mijn bijna-kleuter bleek daarnaast ook nog eens de ballonnenwedstrijd van koningsdag te hebben gewonnen, dus aan aandacht geen gebrek.

Op zaterdag hangen we rond op het feestterrein en nemen we alle complimenten over onze tweeling in ontvangst. Als ik voor elke ‘druk zeker, zo’n tweeling?’ een muntje had gekregen, had ik de hele buurt dronken kunnen voeren.

Onze tweeling doet hun middagslaapje precies tijdens het gezelligste moment van de dag, dus we struinen in complete gezinsformatie wat rondom het hoogtepunt heen.

Als we thuis zijn en de tweeling ligt te slapen, blijkt dat mijn bijna-kleuter een rijker sociaal leven heeft dan ik. Twee sms’jes: waar we uithangen. Dus snel de bijna-peuter weer van de bank geplukt, onder zware druk laten plassen, zelf een deootje gerold en snel in de auto weer terug naar de draaimolen. Wat een feest: draaien, voetballen zonder bal, zand gooien en als we stilstaan in de buurt van de ijscokar: ‘Ach, nu we hier toch staan te wachten, kunnen we net zo goed een ijsje eten,..’ (Ik was er niet van op de hoogte dat we aan het wachten waren).

Eenmaal terug thuis, wat en half uur overreden had gekost, snel iedereen eten gegeven (inclusief beestenboel), gebadderd (exclusief beestenboel), in bed gelegd om daarna mezelf snel van een make-upje te voorzien en van mijn mama-proofkleding te ontdoen (wel iets anders aangetrokken, hoor).

Mama gaat los!

Tent, een goeie band, dorpsgenoten, drank,…. En vooral: even geen kinderen waar ik op moet letten, geen luiers, hapjes, snot, dorst en troostende kusjes.

In de tent vind ik eerst aansluiting bij mijn lieve buren die een fase verder zijn. Hun kinderen rennen rond met hun feestbudget in een nieuw portemonneetje. Rond een uur of elf brengen deze kinderen hun ouders naar huis.

Maar ik wil nog niet. Ik ben uit, ik wil dansen, ‘feesten als wilde beesten’ en even aan mezelf denken.
Rond middernacht sta ik heerlijk te dansen en dan realiseer ik mij ineens: ik sta te dansen tussen allemaal vrouwen die ik ken via mijn kinderen,….

Maar dat geeft niks, want de kinderen zijn thuis en wij zijn los.

Het lijkt wel ‘kerreneval’!

Hond

Vandaag gaf Facebook een herinnering van zes jaar geleden; ons kleinste hondje werd in ons gezin opgenomen. Ons gezin bestond toen uit manlief, de labrador, de beagle (voor de kattenmensen: dit zijn hondenrassen) en mijzelf.

De roedel was eigenlijk al compleet maar dit ukje vonden we in de volle zon, zonder drinken en met allerlei ‘brothers from another mother’.

Wij waren verliefd en hij was verkocht.

Het keffertje bleek mishandeld te zijn, want de eerste maanden was het een schijtluis en wilde hij alleen door vrouwen aangehaald worden. Gelukkig draaide hij al snel geruisloos mee in de roedel. De kleine keffer werd alleen niet echt als hond beschouwd. Hij kreeg geen drie opvoedkundige trainingen, geen jachtcursus en geen eigen mandje. Hij viel ook niet zo op, hij liep in de schaduw van de labrador en kefte een toontje lager dan de beagle. Ze sliepen met z’n drieën in een grote mand en de kleine verstopte zich altijd in een hoekje, het liefst tegen een andere hond aan geschurkt.

Toen onze bijna-kleuter werd geboren, ging dat prima met de honden. Zij hadden blijkbaar de bui al zien hangen, want ze werden heel bescheiden en hebben er zelfs nooit aan gedacht om onze bijna-kleuter iets aan te doen. Ze lagen hooguit soms ietwat in de weg. Bijna-kleuter heeft heel wat hond beklommen toen hij leerde lopen.

Drie jaar later kwam de tweeling en ook hier legden ze zich braaf bij neer. De tweeling hoorde meteen bij de roedel.

Een paar maanden na de komst van de tweeling sloeg het hondennoodlot toe. Eerst werd de beagle erg ziek. We hebben er alles aan gedaan om te achterhalen wat ze had, en ook alles aan laten doen, maar het mocht niet baten. Op het moment dat de dierenarts op de drempel stond met ‘de spuit’ besloot ze zelf dat het genoeg was. We namen met het gezin uitgebreid afscheid van onze eigenwijze dame. We hadden de dierenartsrekening nog niet binnen of onze labrador begon zich anders dan anders te gedragen. Lang verhaal kort: 15 dagen na de beagle legde ook de labrador zijn koppie neer (en kon de dierenarts twee maanden zijn hypotheek aflossen).

De bijna-kleuter stond al klaar met z’n schepje om het graf te delven; hij wist intussen hoe het in z’n werk ging.

En toen was onze kleine keffer onze enige hond. Dapper lag ie nog een tijdje in de driehondsmand, waar we hem moesten zoeken. Hij voelde zich verloren. En wij ook, want waar we eerder baasjes waren van ‘grote’ honden, bleef er een opgeschoten hamster over.

Onze kleine keffer, die we al die tijd enorm ondergewaardeerd hebben.

Als de bijna-kleuter niemand heeft om mee te spelen, dan offert ie zich op (verkleedpartijtje, verstoppertjes, spoorzoekertje,..). Als de tweelingmeisjes mopperen, dan hoeft ie maar voorbij te komen en ze lachen weer heel hard. Ook hoeven we na een eetsessie met de baby’s niet te stofzuigen, want de kleine keffer ruimt alles keurig op. (Het gevolg is dat ik bij andere mensen nooit gevallen eten opruim en onbewust wacht op hun imaginaire hond.)

Hij blaft alle (on)genode gasten weg, vindt dezelfde honden als wij op ‘zijn’ dijk leuk, geeft een seintje als de pakketbezorger voor de deur in zijn bus staat te zoeken naar mijn pakketje (dan kan ik precies nog een paar billen afvegen) en is dikke vrienden met de buren bij wie hij af en toe logeert.

Hij heeft een überschattig koppie, ligt in z’n mandje als ie niet met zijn gewichtige taken bezig is en laat zichzelf uit door door een gat in het hek naar de dijk te rennen en na een vijf minuten dollen en drollen weer terug te komen.

In zes jaar tijd van underdog naar leader of the pack. En dat mag wel eens gezegd worden,…!

Moederdag

Twee uur eerder dan op de planning in mijn hoofd vermeld stond, stampte mijn bijna-kleuter de slaapkamer binnen. Hij ramde op de knop die de felste lamp ontstak en riep: ‘Mama, opstaan! Het is moederdag en dan is er fee-heest.’

Ik deed nog een poging om hem naast me te laten liggen, maar nadat de wekkerradio achter mijn nachtkastje belandde en ik ook vanavond niet meer zal weten op welke bladzijde ik in mijn boek ben, besloot ik de strijd voortijdig te staken.

Op naar beneden (u passeert het toilet zonder er gebruik van te maken). Onderweg vertelt bijna-kleuter dat hij niet mag vertellen dat er heel mooie bloemen op tafel staan. Ook dat die bloemen in een nieuwe grote vaas staan is uiterst geheim.

In de keuken is de tafel mooi gedekt, de beschuitjes hebben de vorm van een hart en (surprise, surprise) er staat een joekel van een creatief boeket in een hele grote nieuwe vaas. Daarnaast liggen drie pakjes en staat er een beschilderd Olvaritpotje met zelf geplukte (uit het bloemenmandje voor oma) viooltjes. Zelfs onze sfeerverlichting stond op ‘hartjesstand’.

De tweeling slaapt nog maar voor de rest is het hele moederdagfeest compleet. Ik mag eerst de pakjes openmaken: een tissuebox in de vorm van een lieveheersbeestje en twee tegeltjes met de voetafdrukjes van de tweeling. Daarna mag ik hartjesbeschuit met aardbeien eten. De suiker voor over de aardbeitjes wordt geconfisqueerd door bijna-kleuter, maar hey, dat bevestigt je moederrol,….

Mooier kan het niet: moeder mogen zijn van drie prachtige, gezonde kinderen. (bijna-)Zelfgemaakte knutselwerkjes waar al dagen geheimzinnig over gedaan wordt krijgen en een bijna-kleuter die feest viert omdat ie een moeder heeft. Alles mede mogelijk gemaakt door manlief,…

En toch ben ik een dweil op deze dag.

Het zullen de resterende hormonen zijn, maar ik loop bijna de hele dag (net niet) te huilen. Op deze dag overdenk ik mijn moederrol wat meer en concludeer altijd dat ik niet aan mijn verwachtingen voldoe. Ik ben niet de lieve, relaxte, alleskunnende, zorgende moeder die ik wil (lees: van mezelf moet) zijn.

Zo verlang ik soms naar het uitmesten van 20 konijnenhokken of iets dergelijks, als ik maar even geen gillende kinderen om me heen hoef te hebben. Ik verlang soms naar een dagje helemaal alleen zijn (met roomservice). Ik wil soms graag op vakantie maar dan wel naar een kinderloos oord.

En daar voel ik me dan weer heel schuldig om.

Zeker op moederdag.

Want er zijn ook moeders die nooit kinderen hebben mogen krijgen, er zijn moeders die hun kinderen maar (heel) kort bij zich mochten hebben, of kinderen die geen moeder meer hebben. En dat gemis zal ongetwijfeld op moederdag nog harder schuren.

Zo zit ik dus al te zemelen voordat ik mijn Moederdagontbijt op heb. Wat fijn dat ik van mijn bijna-kleuter een volle tissuebox heb gekregen,….

En wat fijn dat ik kan klagen over de zich uitbreidende kringen onder mijn ogen en wat fijn dat ik kan verlangen naar wat rust en wat fijn dat ik lekker aan de keukentafel zit met ‘kroost & knutsels’ slechts twee uur eerder dan gepland.