Opa

Vandaag is het de negende sterfdag van mijn vader. Als het een kat zou zijn, zou hij nu echt zijn laatste dood gestorven zijn.

Toen mijn vader zijn doodvonnis te horen kreeg, was het eerste wat hij zei:’Dan kan ik <vloek> mijn kleinkinderen niet zien!’
De dokter keek eens met een schuin oog naar mijn buik en toen hij klaarblijkelijk constateerde dat er nog niks in de maak was, zei hij: ‘Meneer, ik kan u doorverwijzen naar de speciale kliniek waar u in aanmerking kan komen voor een experimentele behandeling, dan heeft u waarschijnlijk nog wel een jaar.’

Later heb ik daar met mijn vader nog wel over nagepraat. De dokter voerde de druk lekker op. Binnen drie maanden zwanger en dan mijn vader inruilen voor een kind, zoiets?
Mijn vader trad de dood gelaten tegemoet. Hij wist dat hij met verzet net zolang te leven had als met kalmte. Ik heb me bij hem geïnstalleerd en samen wachtten we op wat komen zou. Een beetje angstig, een beetje onwennig, ook eigenlijk wel een beetje nieuwsgierig en vooral ons heel bewust van de laatste keren.
De romanticus in mij dacht dat je in die laatste weken dan heel diepgaande gesprekken zou voeren en ontboezemingen te horen zou krijgen. Niks van dat alles. Mijn vader en ik wisten alles al van elkaar. Die goede gesprekken voerden we ons hele gezamenlijke leven al. We werden vooral heel melig, en dat is wel een beetje gek als de dood ook bij je rondhangt.

Maar over die kleinkinderen hebben we het nog wel gehad. Nou ja, over eentje dan. Dat hij of zij wel snel verwekt moest gaan worden, want ik moest geen oude mama worden (dit is mislukt), dat hij of zij wel iets over zijn opa moest horen (dat is gelukt), en dat ie wel vernoemd moest worden (dat is ook gelukt).’

De dag voor zijn dood fluisterde mijn vader: ‘Hoe gaat ie heten?’

Ik noemde zijn naam.

Vijf jaar later werd mijn vader postuum opa. Gelukkig werd het een kleinzoon want anders had ik mijn vader de verkeerde naam doorgegeven.

Wat moet mijn zoon veel missen. Samen tuinieren, samen wandelingen maken, samen klussen en luisteren naar verhalen over de kwajongensstreken van vroeger.
En wat moet mijn vader veel missen. Een kleine ondeugd die de wereld verkent, die vragen stelt en alles wil delen.

Maar af en toe komen ze elkaar tegen. Ik zie het soms als ik een blik vang van mijn zoon of als hij even in precies dezelfde houding aan zijn bureau ‘aan het werk is’.

Toen we besloten dat we nog wel een mensje wilden maken om van te houden, was ik bijna nog verdrietiger om het verlies van mijn vader. Nu zou hij zelfs twee kleinkinderen ‘mislopen’.
Maar ergens regisseert mijn vader nog iets, denk ik. Want hij heeft nu drie kleinkinderen en ik hoor hem gewoon lachen over het feit dat wij ons wild schrokken over de komst van de tweeling.
En wat zou hij trots met zijn meiden zijn gaan wandelen. Hij zou elk moment vastleggen op beeld en de hele stad zou weten van hun bestaan (hij was radiopresentator, dus het zou hem echt lukken).

Nou pap, ik heb voor nageslacht gezorgd hoor, zoals je zo graag wilde. Je DNA is veilig. En je kunt voorlopig nog niet je laatste dood sterven.