Vandaag gaf Facebook een herinnering van zes jaar geleden; ons kleinste hondje werd in ons gezin opgenomen. Ons gezin bestond toen uit manlief, de labrador, de beagle (voor de kattenmensen: dit zijn hondenrassen) en mijzelf.
De roedel was eigenlijk al compleet maar dit ukje vonden we in de volle zon, zonder drinken en met allerlei ‘brothers from another mother’.
Wij waren verliefd en hij was verkocht.
Het keffertje bleek mishandeld te zijn, want de eerste maanden was het een schijtluis en wilde hij alleen door vrouwen aangehaald worden. Gelukkig draaide hij al snel geruisloos mee in de roedel. De kleine keffer werd alleen niet echt als hond beschouwd. Hij kreeg geen drie opvoedkundige trainingen, geen jachtcursus en geen eigen mandje. Hij viel ook niet zo op, hij liep in de schaduw van de labrador en kefte een toontje lager dan de beagle. Ze sliepen met z’n drieën in een grote mand en de kleine verstopte zich altijd in een hoekje, het liefst tegen een andere hond aan geschurkt.
Toen onze bijna-kleuter werd geboren, ging dat prima met de honden. Zij hadden blijkbaar de bui al zien hangen, want ze werden heel bescheiden en hebben er zelfs nooit aan gedacht om onze bijna-kleuter iets aan te doen. Ze lagen hooguit soms ietwat in de weg. Bijna-kleuter heeft heel wat hond beklommen toen hij leerde lopen.
Drie jaar later kwam de tweeling en ook hier legden ze zich braaf bij neer. De tweeling hoorde meteen bij de roedel.
Een paar maanden na de komst van de tweeling sloeg het hondennoodlot toe. Eerst werd de beagle erg ziek. We hebben er alles aan gedaan om te achterhalen wat ze had, en ook alles aan laten doen, maar het mocht niet baten. Op het moment dat de dierenarts op de drempel stond met ‘de spuit’ besloot ze zelf dat het genoeg was. We namen met het gezin uitgebreid afscheid van onze eigenwijze dame. We hadden de dierenartsrekening nog niet binnen of onze labrador begon zich anders dan anders te gedragen. Lang verhaal kort: 15 dagen na de beagle legde ook de labrador zijn koppie neer (en kon de dierenarts twee maanden zijn hypotheek aflossen).
De bijna-kleuter stond al klaar met z’n schepje om het graf te delven; hij wist intussen hoe het in z’n werk ging.
En toen was onze kleine keffer onze enige hond. Dapper lag ie nog een tijdje in de driehondsmand, waar we hem moesten zoeken. Hij voelde zich verloren. En wij ook, want waar we eerder baasjes waren van ‘grote’ honden, bleef er een opgeschoten hamster over.
Onze kleine keffer, die we al die tijd enorm ondergewaardeerd hebben.
Als de bijna-kleuter niemand heeft om mee te spelen, dan offert ie zich op (verkleedpartijtje, verstoppertjes, spoorzoekertje,..). Als de tweelingmeisjes mopperen, dan hoeft ie maar voorbij te komen en ze lachen weer heel hard. Ook hoeven we na een eetsessie met de baby’s niet te stofzuigen, want de kleine keffer ruimt alles keurig op. (Het gevolg is dat ik bij andere mensen nooit gevallen eten opruim en onbewust wacht op hun imaginaire hond.)
Hij blaft alle (on)genode gasten weg, vindt dezelfde honden als wij op ‘zijn’ dijk leuk, geeft een seintje als de pakketbezorger voor de deur in zijn bus staat te zoeken naar mijn pakketje (dan kan ik precies nog een paar billen afvegen) en is dikke vrienden met de buren bij wie hij af en toe logeert.
Hij heeft een überschattig koppie, ligt in z’n mandje als ie niet met zijn gewichtige taken bezig is en laat zichzelf uit door door een gat in het hek naar de dijk te rennen en na een vijf minuten dollen en drollen weer terug te komen.
In zes jaar tijd van underdog naar leader of the pack. En dat mag wel eens gezegd worden,…!
Kleine Keffer kan nu laten zien wat hij/zij waard is.
Heeft nu “zichzelf ontdekt”.
Wordt niet meer “bedreigd” door de groten.
Groetjes, Corneline.