Eerste verjaardag

De gepersonaliseerde slingers zijn binnen, de cadeaus bijna ingepakt, de traktatie behoeft nog maar een uurtje geknutsel en de film in mijn hoofd is al een paar dagen geleden gestart.

In die film zie ik mezelf met een enorme dikke buik. Ik ben op controle bij de gynaecoloog en hij stelt voor om agenda´s te trekken om de tweeling in 3D te gaan bekijken. Na afstemming met de kinderarts en de indeling van de operatiekamers wordt DE datum geprikt. Ik piep nog dat dan een kindje in onze vriendenkring al jarig is, maar dat blijkt met een heel risicovolle tweelingzwangerschap geen argument om een ander datumpje te prikken.

Voor het eerst moest ik huilen. De zwangerschap die me al weken te veel was en pijn deed, de spanning over de geboorte, maar ook de ontlading dat het tot en met week 36 in ieder geval goed was gegaan, alles kwam er uit. De gynaecoloog keek me wat verrast aan, ik was namelijk die vele controles daarvoor niet zo emotioneel geweest (er vielen alleen maar buitjes in een piepklein kamertje waar mijn bloeddruk werd gemeten door verpleegsters met zo’n begrijpende blik).

De avond voor de opname was wat onwerkelijk. De verjaardag voor onze meisjes was voor de dag erna gepland en dan zit je dan,… alvast verjaardagsslingers ophangen zou ook voorbarig zijn.

De dag erna ging die verjaardag helemaal niet door. Ik besloot namelijk een dubbel OK-team af te zeggen omdat ik het toch wel op de natuurlijk manier wilde proberen (dat had ook wel gekund omdat de meisjes die dag goed lagen). Een complete en vooral dure OK- bezetting  kon fijn een uurtje hun administratie bij gaan werken.

Er werden wat nare kunstgrepen uitgevoerd en de verwachting was dat ik de dag erna wel een tweeling op de wereld zou zetten. De ochtend erna besloot ik (na veel wikken, wegen, gesprekken en gedoe) dat ik toch een keizersnee wilde. Er moesten daarvoor wat zaken geregeld worden: er moest een OK vrij zijn, een gynaecoloog, een anesthesist, het liefst twee kinderartsen, twee crashcarts, twee teams om de baby’s na de geboorte onder hun hoede te nemen en nog meer onmisbare mensen. Dat duurde een uurtje of acht.

En na weer een fysiek nuchtere en emotioneel allesbehalve nuchtere dag, werd de tweeling geboren. Een spannende geboorte met een spannende nasleep.

Nu een jaar laten, speelt deze film in mijn hoofd en word ik er melancholisch van. Nooit meer baby’s in mijn buik, nooit meer borstvoeding geven, nooit meer met kruiken slepen, nooit meer een kraamverzorgster, nooit meer een dikke buik (alhoewel, die onderhoud ik nog wel een beetje) en vooral: nooit meer die kleine voetjes en elleboogjes tegen mijn ribbenkast.

Een jaar is omgevlogen samen met twee vrolijke, gezonde en ontzettend lieve meisjes (en ook met manlief en grote broer natuurlijk).

En dat gaan we vieren!

Vieren met familie, heel veel lachjes, cadeautjes, slingers en hier en daar een traantje. En hopelijk nog heel veel nieuwe delen van deze prachtige film!

Dorpsfeest

´Val Kérreneval loat bai jullie, deez joar?’, vroeg iemand nadat ik een foto van mijn drie kleine girafjes gedeeld had op Facebook.

Het is juni, de tijd van de school- en volksfeesten, zoals een goede Oranjegezinde gemeente betaamt. Ons pittoreske, Achterhoekse dorpje staat in het weekend van Vaderdag altijd op z’n kop. Er komt een grote feesttent, de kermis wordt opgebouwd (draaimolen, botsauto’s, ‘de draaibank’ en touwtje trekken), de foodtrucks rukken uit (frietjes, kibbeling, ijsjes en suikerspinnen) en de straten worden versierd.

Op vrijdagmiddag begint het feest met de kinderoptocht en stoelendans. Het kinderdagverblijf had de bolderkar veranderd in een jungle en de kindertjes speelden wilde beesten. ‘Wij feesten als beesten’ was de leus. Mijn oudste girafje keek de hele optocht bedeesd om zich heen en mijn babygirafjes feestten in hun slaap. Desalniettemin wonnen ze de tweede prijs!

Mijn bijna-kleuter bleek daarnaast ook nog eens de ballonnenwedstrijd van koningsdag te hebben gewonnen, dus aan aandacht geen gebrek.

Op zaterdag hangen we rond op het feestterrein en nemen we alle complimenten over onze tweeling in ontvangst. Als ik voor elke ‘druk zeker, zo’n tweeling?’ een muntje had gekregen, had ik de hele buurt dronken kunnen voeren.

Onze tweeling doet hun middagslaapje precies tijdens het gezelligste moment van de dag, dus we struinen in complete gezinsformatie wat rondom het hoogtepunt heen.

Als we thuis zijn en de tweeling ligt te slapen, blijkt dat mijn bijna-kleuter een rijker sociaal leven heeft dan ik. Twee sms’jes: waar we uithangen. Dus snel de bijna-peuter weer van de bank geplukt, onder zware druk laten plassen, zelf een deootje gerold en snel in de auto weer terug naar de draaimolen. Wat een feest: draaien, voetballen zonder bal, zand gooien en als we stilstaan in de buurt van de ijscokar: ‘Ach, nu we hier toch staan te wachten, kunnen we net zo goed een ijsje eten,..’ (Ik was er niet van op de hoogte dat we aan het wachten waren).

Eenmaal terug thuis, wat en half uur overreden had gekost, snel iedereen eten gegeven (inclusief beestenboel), gebadderd (exclusief beestenboel), in bed gelegd om daarna mezelf snel van een make-upje te voorzien en van mijn mama-proofkleding te ontdoen (wel iets anders aangetrokken, hoor).

Mama gaat los!

Tent, een goeie band, dorpsgenoten, drank,…. En vooral: even geen kinderen waar ik op moet letten, geen luiers, hapjes, snot, dorst en troostende kusjes.

In de tent vind ik eerst aansluiting bij mijn lieve buren die een fase verder zijn. Hun kinderen rennen rond met hun feestbudget in een nieuw portemonneetje. Rond een uur of elf brengen deze kinderen hun ouders naar huis.

Maar ik wil nog niet. Ik ben uit, ik wil dansen, ‘feesten als wilde beesten’ en even aan mezelf denken.
Rond middernacht sta ik heerlijk te dansen en dan realiseer ik mij ineens: ik sta te dansen tussen allemaal vrouwen die ik ken via mijn kinderen,….

Maar dat geeft niks, want de kinderen zijn thuis en wij zijn los.

Het lijkt wel ‘kerreneval’!

Hond

Vandaag gaf Facebook een herinnering van zes jaar geleden; ons kleinste hondje werd in ons gezin opgenomen. Ons gezin bestond toen uit manlief, de labrador, de beagle (voor de kattenmensen: dit zijn hondenrassen) en mijzelf.

De roedel was eigenlijk al compleet maar dit ukje vonden we in de volle zon, zonder drinken en met allerlei ‘brothers from another mother’.

Wij waren verliefd en hij was verkocht.

Het keffertje bleek mishandeld te zijn, want de eerste maanden was het een schijtluis en wilde hij alleen door vrouwen aangehaald worden. Gelukkig draaide hij al snel geruisloos mee in de roedel. De kleine keffer werd alleen niet echt als hond beschouwd. Hij kreeg geen drie opvoedkundige trainingen, geen jachtcursus en geen eigen mandje. Hij viel ook niet zo op, hij liep in de schaduw van de labrador en kefte een toontje lager dan de beagle. Ze sliepen met z’n drieën in een grote mand en de kleine verstopte zich altijd in een hoekje, het liefst tegen een andere hond aan geschurkt.

Toen onze bijna-kleuter werd geboren, ging dat prima met de honden. Zij hadden blijkbaar de bui al zien hangen, want ze werden heel bescheiden en hebben er zelfs nooit aan gedacht om onze bijna-kleuter iets aan te doen. Ze lagen hooguit soms ietwat in de weg. Bijna-kleuter heeft heel wat hond beklommen toen hij leerde lopen.

Drie jaar later kwam de tweeling en ook hier legden ze zich braaf bij neer. De tweeling hoorde meteen bij de roedel.

Een paar maanden na de komst van de tweeling sloeg het hondennoodlot toe. Eerst werd de beagle erg ziek. We hebben er alles aan gedaan om te achterhalen wat ze had, en ook alles aan laten doen, maar het mocht niet baten. Op het moment dat de dierenarts op de drempel stond met ‘de spuit’ besloot ze zelf dat het genoeg was. We namen met het gezin uitgebreid afscheid van onze eigenwijze dame. We hadden de dierenartsrekening nog niet binnen of onze labrador begon zich anders dan anders te gedragen. Lang verhaal kort: 15 dagen na de beagle legde ook de labrador zijn koppie neer (en kon de dierenarts twee maanden zijn hypotheek aflossen).

De bijna-kleuter stond al klaar met z’n schepje om het graf te delven; hij wist intussen hoe het in z’n werk ging.

En toen was onze kleine keffer onze enige hond. Dapper lag ie nog een tijdje in de driehondsmand, waar we hem moesten zoeken. Hij voelde zich verloren. En wij ook, want waar we eerder baasjes waren van ‘grote’ honden, bleef er een opgeschoten hamster over.

Onze kleine keffer, die we al die tijd enorm ondergewaardeerd hebben.

Als de bijna-kleuter niemand heeft om mee te spelen, dan offert ie zich op (verkleedpartijtje, verstoppertjes, spoorzoekertje,..). Als de tweelingmeisjes mopperen, dan hoeft ie maar voorbij te komen en ze lachen weer heel hard. Ook hoeven we na een eetsessie met de baby’s niet te stofzuigen, want de kleine keffer ruimt alles keurig op. (Het gevolg is dat ik bij andere mensen nooit gevallen eten opruim en onbewust wacht op hun imaginaire hond.)

Hij blaft alle (on)genode gasten weg, vindt dezelfde honden als wij op ‘zijn’ dijk leuk, geeft een seintje als de pakketbezorger voor de deur in zijn bus staat te zoeken naar mijn pakketje (dan kan ik precies nog een paar billen afvegen) en is dikke vrienden met de buren bij wie hij af en toe logeert.

Hij heeft een überschattig koppie, ligt in z’n mandje als ie niet met zijn gewichtige taken bezig is en laat zichzelf uit door door een gat in het hek naar de dijk te rennen en na een vijf minuten dollen en drollen weer terug te komen.

In zes jaar tijd van underdog naar leader of the pack. En dat mag wel eens gezegd worden,…!

‘Kinderarbeid’

Het is woensdag en dat betekent dat ik overdag een soort van alleen met de drie kinderen ben. Ik zeg soort van want manlief werkt op één minuut kruipen van ons huis.

Deze woensdag is de tweeling ziek. En ze zijn behoorlijk ziek. Het zijn twee kleine stoofjes met oorontsteking. Daarnaast spugen ze alle ´zuivelse zaken´ weer uit. ´s Ochtends installeer ik de baby´s in hun box en scharrel samen met onze bijna-kleuter in een straal van 5 meter om hen heen.

In die cirkel bevindt zich ook ons terras. En daar groeit een deel van mijn huishoudelijk werk. Vanaf het terras zie ik ook dorstige planten en verder zie ik dat de trampoline onder de ‘uitwerpselen’ van de bomen zit.

Bijna-kleuter is de hele ochtend heel lief geweest maar begint er nu toch een beetje van te balen dat z’n zussen zoveel aandacht krijgen. ‘Mama, ik wil speeeeeeee-len,….. met jouhou,..’ Ik denk: ‘Dat wil ik oo-hook, maar ik moet ook een beetje op de baby’s letten en onkruid wieden en de trampoline vegen en de bloemetjes water geven. En als ik me omdraai en naar binnen kijk, dan moet ik ook nog stofzuigen, opruimen, wassen,….’

‘Weet je wat? Ik weet een spelletje. We doen wie het eerste de emmer vol heeft met plantjes die op en tussen stenen groeien.’

‘Maar mama, da’s zielig voor die plantjes.’

‘Welnee, we leggen ze dan weer ergens bij zand in de buurt en dan kunnen ze veel beter aan eten en drinken komen.’

‘Okay,….’

Jahooeeee, bijna-kleuter gaat voortvarend aan de slag. Als ie geen zin meer heeft (ik kan hem geen ongelijk geven) zeg ik dat ik zin heb om iets te soppen. Dat triggert hem en hij wil ook wel wat soppen. ‘Mooi’, denk ik. Hij gaat zijn piratenboot met een doekje te lijf. Daarna wil hij de viezigheidjes nog wel even van de trampoline springen.

Mijn to-do-lijst wordt niet heel snel korter, maar spelenderwijs komen we er wel.

’s Middags wil hij nog wel wat doeken aangeven als ik het spuug van zijn zus aan het opruimen ben én als hij niet ziet dat ik kijk, zie ik hem heel geroutineerd speentjes in babymondjes duwen. ’s Avonds wint ie een potje ‘wie het eerste zijn sperzieboontjes op heeft, verdient een ijsje’ en net voor het slapengaan, wint ie ook nog de wedstrijd ‘wie het eerste boven is’.

Hij vindt dat we heerlijk gespeeld hebben en vraagt hoe al die spelletjes heten.

‘Kinderarbeid, schatje.’

‘Okay mama, dan ga ik dat morgen tegen de juf zeggen, dat we zo heerlijk kinderarbeid gedaan hebben,…’

‘Doet dat maar, schatje.’

(note to self: morgen eerst even de juf een appje sturen)

Moederdag

Twee uur eerder dan op de planning in mijn hoofd vermeld stond, stampte mijn bijna-kleuter de slaapkamer binnen. Hij ramde op de knop die de felste lamp ontstak en riep: ‘Mama, opstaan! Het is moederdag en dan is er fee-heest.’

Ik deed nog een poging om hem naast me te laten liggen, maar nadat de wekkerradio achter mijn nachtkastje belandde en ik ook vanavond niet meer zal weten op welke bladzijde ik in mijn boek ben, besloot ik de strijd voortijdig te staken.

Op naar beneden (u passeert het toilet zonder er gebruik van te maken). Onderweg vertelt bijna-kleuter dat hij niet mag vertellen dat er heel mooie bloemen op tafel staan. Ook dat die bloemen in een nieuwe grote vaas staan is uiterst geheim.

In de keuken is de tafel mooi gedekt, de beschuitjes hebben de vorm van een hart en (surprise, surprise) er staat een joekel van een creatief boeket in een hele grote nieuwe vaas. Daarnaast liggen drie pakjes en staat er een beschilderd Olvaritpotje met zelf geplukte (uit het bloemenmandje voor oma) viooltjes. Zelfs onze sfeerverlichting stond op ‘hartjesstand’.

De tweeling slaapt nog maar voor de rest is het hele moederdagfeest compleet. Ik mag eerst de pakjes openmaken: een tissuebox in de vorm van een lieveheersbeestje en twee tegeltjes met de voetafdrukjes van de tweeling. Daarna mag ik hartjesbeschuit met aardbeien eten. De suiker voor over de aardbeitjes wordt geconfisqueerd door bijna-kleuter, maar hey, dat bevestigt je moederrol,….

Mooier kan het niet: moeder mogen zijn van drie prachtige, gezonde kinderen. (bijna-)Zelfgemaakte knutselwerkjes waar al dagen geheimzinnig over gedaan wordt krijgen en een bijna-kleuter die feest viert omdat ie een moeder heeft. Alles mede mogelijk gemaakt door manlief,…

En toch ben ik een dweil op deze dag.

Het zullen de resterende hormonen zijn, maar ik loop bijna de hele dag (net niet) te huilen. Op deze dag overdenk ik mijn moederrol wat meer en concludeer altijd dat ik niet aan mijn verwachtingen voldoe. Ik ben niet de lieve, relaxte, alleskunnende, zorgende moeder die ik wil (lees: van mezelf moet) zijn.

Zo verlang ik soms naar het uitmesten van 20 konijnenhokken of iets dergelijks, als ik maar even geen gillende kinderen om me heen hoef te hebben. Ik verlang soms naar een dagje helemaal alleen zijn (met roomservice). Ik wil soms graag op vakantie maar dan wel naar een kinderloos oord.

En daar voel ik me dan weer heel schuldig om.

Zeker op moederdag.

Want er zijn ook moeders die nooit kinderen hebben mogen krijgen, er zijn moeders die hun kinderen maar (heel) kort bij zich mochten hebben, of kinderen die geen moeder meer hebben. En dat gemis zal ongetwijfeld op moederdag nog harder schuren.

Zo zit ik dus al te zemelen voordat ik mijn Moederdagontbijt op heb. Wat fijn dat ik van mijn bijna-kleuter een volle tissuebox heb gekregen,….

En wat fijn dat ik kan klagen over de zich uitbreidende kringen onder mijn ogen en wat fijn dat ik kan verlangen naar wat rust en wat fijn dat ik lekker aan de keukentafel zit met ‘kroost & knutsels’ slechts twee uur eerder dan gepland.

Oh nee, twee!

In een appje dat ik drie jaar geleden aan een vriendin stuurde, stond de volgende tekst: ‘Maar ik ben zo bang dat als ik voor nummer twee ga, nummer drie meteen meekomt.’

Karma of intuïtie?

Ik vond de impact van één schepseltje dat mij dag en nacht nodig had groot en heb best wel eens gedacht dat ik er gelukkig maar eentje had gebaard. Onze eerste, inmiddels bijna een kleuter, was namelijk niet zo van het slapen. Overdag sliep ie niet en ’s nachts ging hij het klokje niet helemaal rond. Na zijn eerste anderhalf jaar waren we, op z’n zachtst gezegd, nogal moe.

Hoewel ik zelf nog niet echt bezig was met de vraag of ons kindje nog een broertje of zusje zou krijgen, vond de omgeving het wel nodig om zich op die vraag te concentreren. Ik werd zelfs al een paar keer gefeliciteerd met mijn nieuwe zwangerschap. Ik had nog een buikje over van de eerste keer (hield dat overigens keurig zelf in stand) en naar maatschappelijke maatstaven was het blijkbaar tijd voor nummer twee.

Toen ons peutertje eindelijk overdag ging slapen en ’s ochtends niet meer eerder dan de haan wakker werd, werd de wens voor een tweede kindje geboren.

Een paar maanden later dacht ik: ‘Wat ben ik toch moe’. Een paar dagen later dacht ik: ‘Humzz, ohoh, oh jeetje’ (echt waar, zinnigere gedachten kwamen niet in mij op) en een paar uur later nam ik een zwangerschapstest in gebruik. Na een paar minuten hield ik het resultaat onder onze felste lamp en een paar seconden later dacht ik ‘ik zie wat, ik zie wat, ik zie wat,….’.

Snel werd ik kortademig en het duurde ook niet lang voordat ik voor het eerst heel erg misselijk was (tijdens de eerste zwangerschap vond ik al dat gebraak van zwangerschapsgenoten wat overdreven). En toen schreeuwde mijn intuïtie in ene: ‘TWEEEEE, het zijn er TWEE!!!’

Vlak voor het bezoek aan de verloskundige vertelde ik mijn leidinggevende, dat ik ervan overtuigd was dat er twee mensjes in mijn buik groeiden. ‘Ach, elke zwangerschap is anders,…’

Tijdens het bezoek aan de verloskundige zei ik ook dat ik zwanger was van een tweeling en ook zij reageerde met: ‘Elke zwangerschap is anders.’ Ze vroeg ook nog: ‘En als het er twee zijn? Is dat wenselijk?’ Ons antwoord was luid, duidelijk en eenduidig: ‘NEE.’

Ze zette het echoapparaat op mijn buik en had meteen goed beeld. Met een rood hoofd keek ze me aan en mompelde iets van: ‘uhm, ik zie er echt twee.’

Ik kon nog net reageren: ‘Dat zei ik toch!’

En toen ging ik los. Wat een liefde voor die twee knipperlichtjes, wat een bezorgdheid over deze zwangerschap, wat een angst voor de toekomst, wat een geluk dat ik twee kindjes krijg, wat knap dat mijn lichaam dat kan maken, wat bijzonder dat het er twee zijn, haha ik had een ei met een meervoudige persoonlijkheidsstoornis, <vloek> dit wordt een zware zwangerschap, <vloek> nu moeten we alles opnieuw kopen (in tweevoud), <Vloek> we hebben gisteren een nieuwe auto gekocht, <vloek> zal ik ooit weer slapen, wauw het zijn er twee, <vloek> peuterpuberteit in het kwadraat, hoera ik krijg er nog twee bij, ik ben verliefd, verrukt en verwonderd.

En dat ongeveer in 2 seconden.

Trillen, huilen, schudden, lachen

Na alle risico’s te hebben doorgenomen (en die waren pittig) fluisterde mijn intuïtie: ‘Dit blijft goed gaan en, oh ja, het zijn meisjes.’

En wauw, wat een geluk, ze had gelijk!

Koningsdag

Het duurde drie ´Oranje bovens´ tot we ons realiseerden dat we ´Leve de ko-ho-ning’ moesten zingen in plaats van ‘Leve de ko-nin-gin’. Koningsdag wordt in ons pittoreske dorpje ingeluid met een aubade. Ik kom van origine niet uit een dorp met een Oranjevereniging en probeer al een decennium uit te vinden voor wie we de medley zingen. Het is op Koningsdag en we staan voor de ingang van het bejaardentehuis,…

Peuter wilde niet meezingen. Hij vond het ten eerste heel spannend dat er meer mensen waren en ten tweede wilde hij geen liedje zingen voor de jarige koning als de koning niet op z’n eigen feestje was.

Van de aubade gingen we door naar het oplaten van oranje ballonnen. Alle kinderen uit het dorp kregen een ballon met een naamkaartje er aan vastgeknoopt. Er zijn zo weinig kinderen in het dorp dat het schrijven van de kaartjes te doen is, maar net te veel kinderen om iedereen de ballon met zijn eigen naam te geven. Al vlot stonden alle aanwezige kinderen met een met helium gevulde ballon in hun knuistjes. De burgemeester was afgereisd om professioneel van tien tot een af te tellen. Op het moment suprême liet iedereen z’n ballon los,…..

Toen zag ik in mijn ooghoek nog een oranje bol,…. Mijn peuter heeft het touwtje vast en is geenszins van plan dat touwtje los te laten voordat de ballon verschrompeld is. Van alle kanten komen kinderen op mijn peuter af om hem uit te leggen dat hij de ballon echt los moet laten. Zelfs het argument dat het medepeutertje wiens naam op zijn kaartje staat nu geen wedstrijd kan winnen, overtuigt hem niet. ‘Deze ballon is van mij, ik heb ‘m net zelf gekregen,..’
Uiteindelijk kreeg hij een reserveballon zonder kaartje en die wilde hij gelukkig wel ruilen voor de ballon met het kaartje.

Na het enerverende ‘ballon oplaten’ liepen we weer 100 meter door naar de volgende activiteiten: Oudhollandse spelletjes en een springkussen. Peuter wilde wel in het springkussen (met ballon) dus hij (en manlief) was onder de pannen.

Ondertussen gaf ik de tweeling hun boterham (regelmaat heb ik wat hoger in het vaandel staan tegenwoordig). Terwijl de kaakjes maalden, bekeken ze ernstig alle gezichten die hen aanstaarden.. Diezelfde mensen zagen niet wat voor koningsdaggeschikte t-shirts ze aan hadden: oranje, leeuw, koning, vlag,… alles er op en eraan. Daaroverheen moesten helaas hun roze winterjasjes.
(’s Middags thuis dus snel een foto van de tweeling in hun shirts gemaakt en op facebook gezet, zodat meer mensen dan alleen peuter en manlief ervan konden genieten.)

Na de eerste ronde van festiviteiten gaan we naar huis voor pannenkoeken en middagdutjes.

Aan het einde van de middag is de koning nog steeds jarig en gaan manlief en peuter dit nog even vieren. Nadat ik de tweeling hun groentehap en yoghurt heb gegeven (ja, echt: ik houd de regelmaat er in) volgen wij zodat ik een vette hap naar binnen kan schuiven.

Peuter maakt nieuwe vrienden en wordt om zes uur het springkussen uitgezet want de toko gaat sluiten.

We gaan naar huis. En alhoewel peuterlief nog niet alle concepten in de smiezen heeft, vertelt hij dat hij een fantastische verjaardag van de koning heeft gehad. En nu zingt ie wel,… zachtjes,… ‘lang zal ie leven,…’.

Douchen

Tijdens de dag heb ik drie mogelijke momenten om te douchen. En ik wil altijd douchen voordat ik me aankleed. Als ik naar mijn werk ga, dan maak ik uiteraard gebruik van ronde 1: wanneer iedereen nog slaapt. Als ik vrij ben van mijn werk, dan wil ik eigenlijk altijd iets langer blijven liggen. Hierdoor schuift het douchemoment automatisch door naar ronde 2: manlief werkt, peuter doet iets rustigs (en pedagogisch zeer onverantwoords) en de tweeling slaapt. Prima omstandigheden om te douchen, ware het niet dat deze ronde pas om half een begint.

In het geval van ronde 2 loop ik dus ’s ochtends in mijn pyjama. Met een onfris huidje, piekharen en mascara die mijn wimpers verlaten heeft. Het is niet dat ik dan heel lang ben blijven liggen hoor. Sterker nog, in mijn pyjama doe ik over het algemeen meer dan wanneer ik aangekleed ben.

Er kleeft alleen een groot risico aan het overslaan van ronde 1: namelijk een verhoogde kans op spontaan bezoek.

(Er is maar één grotere voorbode van spontaan bezoek en dat is als de peuter de wc-deur opentrekt als jij je daar net geïnstalleerd hebt. Dit tafereel is het best te aanschouwen vanaf de voordeur waar een heleboel heel doorzichtig materiaal in verwerkt is.)

De mensen die het avontuur aan wilden gaan om spontaan op visite te komen, heb ik inmiddels afgeschrikt met een vreselijk beeld van luiheid, chaos en esthetische wanorde.

Omdat dit beeld voor te zijn bij volgende spontane bezoekers (die nog niet getraumatiseerd zijn,) ga ik vreselijk ‘redderen’. Ik wil tegelijkertijd aangekleed, fris, opgeruimd, liefdevol en onderhoudend zijn. In mijn hoofd kan ik dat prima uitvoeren maar aan de buitenkant komt dat er nogal samengebald uit,… het woord ‘stresskip’ wordt een eufemisme.

Niemand heeft het nog hardop gezegd, maar ik vermoed dat niemand meer spontaan bij ons langs durft te komen. Dus ik maak nu afspraken, want in geval van agendavulling dwing ik me tot doucheronde 1.

Hiermee hoop ik een afvalrace van dappere vrienden te beperken.

Het komt dan wel voor dat de dag al een beetje aan het tekenen is: kwakje appel, zurig stukje met melk doordrenkte stof, kruimeltje hier en daar,…
Maar gelukkig heeft dit soort viezigheid een grote schattigheidsfactor, want dat komt allemaal door die koddige, kleine koters.

En daar hebben we dan altijd nog (de reserve-) doucheronde 3 voor: als iedereen weer ligt te slapen, de kinderen in hun bedje en manlief voor de tv.

De wagen en ik

Voor de tweeling hebben we een prachtige tweelingwagen. Zo eentje die volgens de reclame op te vouwen is tot postzegelformaat, stabiel en veelzijdig is, veel bagageruimte heeft, maar weinig bagageruimte inneemt en waarmee je ook door alle deuren heen kan.

In de praktijk gaat het een klein beetje anders.

We hadden weinig keus voor wat betreft een tweelingwagen. Waar we bij de peuter een hal vol wagens geprobeerd hebben, stonden er in een uithoekje van diezelfde grote winkel een paar dubbelzitters om te proberen. De keus was snel gemaakt doordat we de kindjes naast elkaar wilden hebben.

Een paar weken na dit besluit werd ie geleverd en vol trots pakten we de wagen uit. Over de esthetische aspecten heb ik niks te klagen, de wagen blijkt mijn tweeling erg goed te staan. Maar of ze lekker in hun wiegjes hebben gelegen? De bakjes waren niet pas te krijgen en tijdens een lekker dutje zakten de billetjes steeds verder naar beneden totdat ze als een soort kikkertjes ontwaakten. Door hypercreativiteit en slaapgebrek bedenk je gekke oplossingen: we zouden de banden oppompen om de boel weer recht te krijgen.

We pakten de pomp erbij. Maar dat ding was met geen mogelijkheid aan de sluiten op de ventielen. En vrouw die ik ben, heb ik dat echt heel lang tegen beter weten in geprobeerd. Volgens de handleiding die ik toch maar gelezen heb, bleek de pomp een geheim ‘vakje’ te hebben waar dan een koppelstukje in zit voor tussen de pomp en het ventieltje. Het vakje gevonden, maar geen koppelstukje,… Dan zou je zeggen dat je meteen de klantenservice belt, maar ik probeerde nog meer geheime vakjes in het pompje te ontdekken. (Die bestaan niet, weet ik nu,…) De klantenservice heeft me drie pompjes gestuurd voordat het koppelstukje present was.

En dan de maxicosi’s. Voor deze autostoeltjes heb je een adapter nodig die je tussen de wagen en de stoeltjes klikt waardoor de baby’s meteen een halve meter hoger op een stellage zitten. En dat wiebelt. Zodanig dat ik de klinkers niet op durf en vaak controleer of de bakjes echt wel vast zitten.
Met die maxicosi’s op wolkenkrabberhoogte, heb je wel veel plek om al je hormonale miskopen in je wagen te vervoeren. Ware het niet dat het mandje onderin steeds omklapt. Misschien hebben de ontwerpers dit zo vormgegeven als bescherming tegen koopdrang, maar ook de noodzakelijke boodschapjes kiepert ie op straat.

Een winkel inkomen is ook al een ware attractie. Sommige deuren zijn echt te smal en dan sleur ik de wagen zijlings naar binnen waarbij ik het laatste stukje losschiet waardoor ik vaak een winkel of andersoortige locatie in wordt gekatapulteerd.

Als ik überhaupt een winkel wil bereiken moet ik sowieso eerst alles de auto in sjorren. Op het youtubefilmpje doet een superdunne wondermoeder dit met een pink aan de wagen en twee vingers in haar neus. Maar als ik het ene onderdeel heb inklapt (als het haakje niet blijft hangen) dan schiet het andere onderdeel weer los. En als ik postzegelformaat wil bereiken moeten die twee onderdelen allebei ingeklapt zijn en moet ik alle wielen er af klikken.

Oh ja, en de tweeling er eerst afhalen natuurlijk en bij die handeling niet vergeten de wagen op de rem te zetten.

En dan een onvermijdelijke accessoire die aan mij vast zit (twee eigenlijk) die altijd mee moet. Tijdens het inklappen van de wagen of het uitklappen of als je iets onder in het mandje wil leggen (ik blijf het hardnekkig proberen) dan steekt deze accessoire in de lengte en breedte uit, trekt het voor mijn gevoel de blik van het halve dorp en komt het woord ‘postzegelformaat’ niet direct in je op,…

Maar, wauw, wat ziet die wagen er mooi uit,…

Er was eens

Per kind komt er weer een ladinkje was bij. Je zou zeggen dat maatje 44 tot en met 104 toch weinig volle trommels met zich meebrengen; het zijn namelijk hele kleine lapjes stof. Maar niets is minder waar.

Nu heb ik een kleine afwijking (meerdere overigens): ik hou erg van de bodem van de wasmand. We hebben nogal wat wasmanden (tweelingwas, peuterwas, bonte grotemensenwas, witte grotemensenwas, handdoekenwas) en de vloer voor de wasmandloze categorie beddengoedwas. Om ze allemaal op hetzelfde moment leeg te hebben, is mijn nieuwe uitdaging.

(Het moederschap doet gekke dingen met je…)

Twee keer heb ik dit ultieme doel bereikt in de afgelopen maanden. Dat ziet er ongeveer als volgt uit: ik ren langs alle wasmanden, open deksels, pluk het laatste bergje er uit, gooi dat in de wasmachine, zet met een grote grijns de machine aan, ren nog een keer langs alle wasmanden en als ze echt leeg zijn, doe ik een vreugdedansje.

Maar vaak ligt er een eenzame sok mijn lege-bodem-doel in de weg.

Want hoewel het zelden misgaat met de was nemen sokkenpaartjes een behoorlijk risico door zich in de wascyclus te begeven. Het is natuurlijk een bekend probleem, maar ik blijf me er over verbazen. De kleine sokjes gaan in een wasnetje want die sokjes zouden volgens de wasmachinemonteur een piepkleine kans hebben om opgegeten te worden door de wasmachine. De grote sokken vind ik stoer genoeg om zonder netje te zwemmen. Bovendien lopen zij niet het risico om verslonden te worden. Maar die geniepige kleine sokjes krijgen de rits van het waszakje open en de grote sokken gaan er gewoon vandoor.

Er bestaat in ons huishouden dus een bergje slachtoffers van recalcitrante sokken.

Van één weessokje weet ik waar het vriendje is: op de commode van het kinderdagverblijf. Daar ligt ie al een half jaar te wachten. Inmiddels denk ik te zien dat hij me vol verlangen aankijkt en probeert te vragen om hem mee te nemen naar huis…

Maar ik vind het zo’n knus idee dat er thuis en ook op het kinderdagverblijf een vertrouwd sokje ligt te liggen, ,… dus elke keer kijk ik er vertederd naar en ga weer naar huis, … met kinderen, … zonder sokje.

En zo bereik is dus nooit meer mijn nieuwe doelstelling…